Feature

Zullen we de W-Hal (moeten) missen?

Op de campus van de TU Twente is enkele maanden geleden de laatste hal van het door Van Embden en Choisy ontworpen Hallencomplex geruisloos verdwenen. De aankondiging van de TU Eindhoven om de door Van Embden en Choisy ontworpen W-Hal te slopen, was voor studenten aanleiding om de actiegroep Whypod? op te richten. Maandag 29 oktober organiseerde Whypod? een debat.

W-hal, Eindhoven (1964) / ontwerp S. van Embden en J. Choisy

Whypod? vindt de sloop- en nieuwbouwplannen ongefundeerd en eist openheid in de ondoorzichtige besluitvorming. Hoewel het College van Bestuur een ontwerp heeft voor een nieuw gebouw en de sloopvergunning voor de W-Hal heeft aangevraagd, is sloop nog geen voldongen feit. Voor deze state-of-the-art glazen hal met unieke dakconstructie uit 1959 naar ontwerp van S.J. van Embden en J.L. Choisy is namelijk ook een verzoek tot bescherming ingediend. De hectare grote hal voor werktuigbouwkunde is het eerste gebouw van de TU/e dat werd gebouwd. Omdat destijds onzeker was welke werkzaamheden in de verschillende laboratoria verricht gingen worden, is een vrij indeelbare ruimte gemaakt. De staalconstructie maakt flexibel gebruik mogelijk, hét thema van de W-Hal en ook van campus, waarvoor Van Embden en Choisy het masterplan ontwierpen. De loopbruggen die de gebouwen op de campus met elkaar verbinden geven antwoord op de gewenste concentratie en de mogelijkheden voor interdisciplinaire ontmoetingen, de W-Hal fungeert als het kruispunt van deze verbindingen.

Tijdens het debat ‘Het lot van de W-Hal: de stolp of de sloophamer?’ bleken de voor- en tegenstanders van sloop maar moeizaam toenadering tot elkaar te kunnen vinden. Herman Rikhof (projectleider Campus 2020) en Joost Ector (Ector Hoogstad en architect nieuwbouw W-Hal) wijzen hergebruik van de W-Hal af. De keuze van Ector Hoogstad voor sloop is gebaseerd op de ervaring die het bureau heeft opgedaan bij het Hallencomplex van de TU Twente. Hoewel deze hallen een verbeterde versie waren van de W-Hal, is recentelijk de laatste hal gesloopt omdat behoud te duur bleek. Voor de nieuwbouw in Eindhoven hanteert Ector Hoogstad het begrip ‘reïncarnatie’ en belooft daarmee dat het wezen van de W-Hal – wat zij daar onder verstaan bleef tijdens het debat onduidelijk – in de nieuwbouw opnieuw tot leven komt. Bernard Colenbrander (professor architectuur TU/e) beschreef de W-Hal als spiegel van de samenleving waarbij optimale planning en repetitie van constructieve aspecten tot een prelude hebben geleid van de diensteneconomie en van Constants Nieuw Babylon. Hij pleitte voor behoud van het industriële landschap waarvan de W-Hal deel uit maakt. Ook architect Wytze Patijn (voormalig supervisor Masterplan TU/e) deelde deze mening. Of de gemeente de W-Hal nu wel of niet aanwijst als monument, een dergelijk unieke ruimtelijke constructie moet je gewoon voor de TU behouden, zo stelde hij. Dirk van der Heuvel (promovendus TU Delft) stelde dat de W-Hal niet alleen voor Eindhoven maar ook (inter)nationaal betekenis heeft, met name door de consequente toepassing van de modulemaat wat later door Aldo van Eyck in zijn Burgerweeshuis en door Candillis en Woods bij hun mat-buildings verder is uitgewerkt.

Behalve een debat over de (architectuur) historische betekenis van de W-Hal kwam ook de opdrachtverlening ter sprake. Bij dit proces kunnen vraagtekens worden geplaatst. De opdrachtgever liet gelijktijdig aan het ontwerpproces een cultuurhistorische waardebepaling van de W-Hal maken, hierdoor konden de zes bureaus die gevraagd waren een visie te geven, de uitkomsten van de waardebepaling niet meenemen in hun presentatie. Dit is helemaal opmerkelijk omdat tijdens het debat bleek dat de bureaus waren gevraagd om een ‘presentatievisie’ ten aanzien van hergebruik van de W-Hal te formuleren.

De meeste ontwerpers kwamen met plannen om de W-Hal deels of geheel te behouden door in of op de hal een bouwvolume te realiseren. Het College koos echter voor het nieuwbouwplan van Ector Hoogstad. Deze keuze lijkt niet gebaseerd op een gefundeerde afweging van de visies, maar kwam vooral tot stand omdat de andere bureaus ‘op nadere vragen over bouwfysische onderbouwing van de behoud-gedachte geen adequaat antwoord konden bieden’, zoals Rikhof het verwoordde. Dat de andere bureaus in dit stadium geen uitgebreide technische studie hadden laten verrichtten naar de daadwerkelijke haalbaarheid is verklaarbaar, voor de visiepresentatie kregen zij namelijk geen vergoeding – waarom architecten aan dit soort praktijken meewerken is een andere interessante discussie.

Wat nog meer verbaast is dat de bureaus vooraf niet zijn geïnformeerd over het bestaan van het uitvoerige technische rapport dat de TU/e in 2000 liet maken door ingenieursbureau Aronsohn/Caubergh-Huygen. Hierin wordt geconcludeerd dat er reële varianten zijn om de W-Hal te hergebruiken voor functies als een centrale bibliotheek en restaurant.

Aan het eind van de avond werd gestemd op de stellingen die debatleider Kees van der Hoeven formuleerde; W-Hal slopen en zorgvuldig documenteren (5 man), W-Hal koste was kost behouden (10 man), feitelijke W-Hal (deels) opnemen in het nieuwe ontwerp (120 man) of reïncarnatie dus sloop van de hal (5 man). Het zou het College van Bestuur sieren als zij zich als innovatieve universiteit onderscheiden van Twente door te kiezen voor een architect die uitdagingen ziet in hergebruik en transformatie van een technisch hoogstandje als de W-Hal. Juist hiermee zouden zij zich internationaal kunnen profileren in plaats van de makkelijke en goedkope route te kiezen van sloop en nieuwbouw.