Feature

Architectuurbiënnale Sao Paulo 2007

In het tentoonstellingsgebouw van Oscar Niemeyer in Sao Paolo vindt tot en met 16 december de zevende editie van de architectuurbiënnale plaats. Volgens de Brazilianen de belangrijkste naast die van Venetië. Alex van de Beld van Onix, een van de deelnemers aan de Nederlandse presentatie, bezocht de biënnale en trok de sloppenwijken in.

Brazilië is zelf alom aanwezig op de biënnale met een stroom van architecten rondom de Pritzker Prijs winnaars Niemeyer en de La Rocha. Europa is matig vertegenwoordigd. De overige werelddelen zo goed als afwezig, op Zuid Afrika na, dat een indringend beeld toont van de betekenis van de publieke ruimte in het voor het land representatieve Johannesburg. Van de Europese landen hebben vooral Duitsland, Frankrijk en Italië veel werk verzet, zonder overigens een bijdrage te leveren aan het thema ‘publieke ruimte’ of anderszins iets inhoudelijks voor het voetlicht te brengen. Portugal en Zwitserland doen dat wel maar borduren vooral voort op hun eigen (nationale) identiteit. Oostenrijk heeft een van de weinige relevante tentoonstellingen: een geënsceneerd gesprek tussen etalagepoppen waarin cruciale vragen rondom het thema openbaar/privé aan de orde komen.

Noorwegen maakt zich er gemakkelijk vanaf door een voor een andere gelegenheid bedachte expositie van het bureau Jarmund / Vigsnaes Architects te lenen. De expositie Lost in Nature, die de prachtige en karakteristieke gebouwen van het duo in het oneindige natuurschoon van het land laat zien, hangt er daardoor enigszins verloren bij. Niettemin, na een paar heftige avonden weten we het zeker: deze Noren zijn soulmates – verloren zielen heftig op zoek naar relevantie in hun werk.

Van de door de biënnale uitgenodigde internationale architecten springt het Zwitserse bureau Christ & Gantenbein Architects er uit. Met een uiterst nauwkeurige bijdrage poneren ze twee projecten onder de noemer primitive architecture. Achter hun werkwijze schuilt een zoektocht naar een robuuste, zeg maar eerlijke architectuur, ontdaan van een vooropgezette esthetiek.

De Nederlandse inzending Tangible Traces biedt een meer intieme kijk in de keuken van de deelnemende ontwerpers, hun werkwijze en zoektocht naar een relevante mentaliteit in een door commercie gedomineerde cultuur. Het meest overtuigend is misschien wel de installatie van Frank Havermans. De ruwe houten capsule herbergt een projectiekamer waarin het maakproces van de installatie wordt vertoont, je ziet de ontwerper bouwen aan zijn object. De installatie heeft als enige betekenis dat het zijn eigen aanwezigheid en bestaansrecht viert, en bekritiseerd daarmee de realiteit van de biënnale als een in zichzelf gekeerd glamorous festival. Tegelijkertijd toont het dat talentvolle ontwerpers in Nederland tijd hebben voor dit soort introspectie en kennelijk maar moeizaam met maatschappelijk relevante opdrachten in aanraking komen.

Zelf hadden we, naast het bezoeken van de expo, vooral een ander doel: samen met lokale architectuurstudenten een installatie maken. Het aanvankelijke idee om met 200.000 PET (plastic) flessen een tijdelijke installatie in het buiten het tentoonstellingsgebouw van Niemeyer gelegen publieke park te maken, bleek te controversieel voor de Brazilianen. Niettemin hadden we op voorhand de intuïtie om iets geïmproviseerds te doen naast alle overgeproduceerde tentoonstellingen. Al snel bleek dat we de reisverpakking van de Nederlandse expo (zestig verschillende kisten) konden gebruiken om een intuïtieve ruimte te bouwen. Op de dag van de opening gingen we naar de architectuurschool om de studenten op te halen. Niet wetende waar we terecht zouden komen was het een shock om plotseling in de magnifieke school van Villanova Artigaz te staan: een open gebouw, een publiek gebouw zonder deuren, een denklandschap, een in ruw beton gestold manifest.

Samen met de Brazilianen gingen we terug naar het expo-terrein en vertelden hen tijdens de lunch over ons d.o.G. (detour organizing group) project. Een initiatief om samen met lokale partners onverwachte aanleidingen om te zetten in impulsieve en intuïtieve installaties. We hadden, tot de opening van de biënnale, nog drie uur om de kisten tot een 3D landschap te stapelen; illegaal op een left-over stuk grond van het in zichzelf gekeerde Italiaanse paviljoen. Vijf minuten voor tijd vonden we dat de laatste kist goed en veilig geplaatst was. Ons eerste d.o.G. project was een feit.

De volgende dag zijn we met de jongens van Urban Think Tank uit Caracas en een gemeentelijke projectleider de sloppenwijken in gegaan. Het was indrukwekkend om te zien hoe er, met de aanleg van schoon water, riool, wegen, woningbouw in de geest van de geïmproviseerde hutten en zelfs een publiek park, aan de verbetering van de wijk werd gewerkt. Het was prachtig om te merken hoe architect/projectleider Maria Teresa  Diniz (what’s in a name) tussen de mensen stond en – soms met gevaar voor eigen leven – haar projecten voor elkaar kreeg. Schrijnend was het om te horen dat Braziliaanse architecten geen interesse hebben in de opgave die ongeveer de helft van hun stad uitmaakt. Liever conserveren ze hun moderne gevoel door een gephotoshopt idioom te tonen, een los van de realiteit staand architectuurlandschap. Nee, dan de cultuurfabriek van Lina do Bardi, een superdichte wijkvernieuwing waar de Samba dag en nacht aanhoudt en waar de gestapelde sportvoorzieningen, gegoten in een ruw betonnen stedelijke bunker, er in deze samenleving als sociale voorziening werkelijk toe doen. Zo primitief zullen de Oostenrijkse collega’s met hun aangeboren Zwitsers raffinement het nooit durven maken.

Wij (Onix) zijn sterk verleid om iets te gaan doen in de Favela’s. Al was het maar om uit te zoeken of het enthousiasme van Urban Think Tank over de toekomst van deze informele stad gegrond is en of daar een concept gebaseerd op intuïtie en improvisatie uit te destilleren valt dat deze kansloze stadsdelen eens in een positief daglicht stelt.