Column

De Stadsboom wordt NIMBY

Amsterdam werd de afgelopen weken beheerst door discussies over de kastanjeboom van Anne Frank. Stadsecoloog Remco Daalder schrijft een kleine, Amsterdamse geschiedenis van de ‘stadsboom’.

Iepen in de Bilderdijkstraat staan nieuw fietspad in de weg.

De ene boomverzorger beweerde dat de oude kastanjeboom op instorten staat, de andere boomverzorger deed een trekproef en concludeerde daaruit dat de boom staat als een huis en geen gevaar voor zijn omgeving oplevert. Het stadsdeel Amsterdam-Centrum en het Anne Frankhuis kozen de kant van de pessimistische boomverzorger, de wethouder openbare ruimte koos met de Bomenstichting voor de optimistische visie. De optimisten kregen van de rechter voorlopig gelijk. De bomenstichting en het stadsdeel moeten nu samen een alternatief reddingsplan voor de boom maken, een plan overigens waar het stadsdeel al bij voorbaat nee tegen zegt.

De discussie toont aan dat bomen, net als gebouwen, heftige emoties op kunnen roepen. De discussie toont ook aan dat we niet weten hoe we in de stad met grote, monumentale bomen om moeten gaan.

Bomen kunnen vervelend zijn in de stad. Ze geven schaduw, tot verdriet van terrashouders die denken dat dit tot omzetderving leidt. Hun wortels wippen bakstenen omhoog en scheuren het asfalt. Dat is lastig voor het verkeer. Naar beneden vallende takken kunnen auto’s beschadigen. Dan is er nog de angst dat zo’n boom bij windkracht negen omwaait. Allemaal effecten die in hevigheid toenemen naarmate de boom groter wordt.

Bomen kunnen ook heel nuttig zijn voor de stad. Ze vangen fijn stof en kooldioxide af, zorgen voor demping van klimaatinvloeden, vormen broedplaatsen voor vogels en zijn gewoon mooi om te zien. Ook allemaal effecten die in hevigheid toenemen naarmate de boom groter wordt.

De grote, monumentale stadsboom is pas van recente datum. Om even in Amsterdam te blijven: in voorgaande eeuwen was er weinig aandacht voor stadsbomen. Er stonden een paar bomen in de Hortus en langs de grachten waren bomenrijen aangeplant. Verder stonden er bomen in de gesloten keurblokken van de grachtengordel en daarmee had je het wel gehad. Ruimte was schaars in de ommuurde stad.

Dat veranderde rond 1900. Bouwmeesters als Berlage erkenden het nut van de stadsboom. Berlage gebruikte Italiaanse populieren en de karakteristieke, strak opgaande monumentaal iepen als integraal onderdeel van zijn ontwerp. Ontwerpen met bomen werd daarna gemeengoed.

Die vooroorlogse stadsbomen werden in de jaren 1940-1945 teruggezet in hun ontwikkeling. Voor ze groot konden worden sneuvelden ze onder de hakbijlen van de hongerende Amsterdammers. De straatbomen gingen er allemaal aan, het hele Vliegenbos in Amsterdam-Noord ging plat, alleen in parken die bewaakt werden door de bezetters bleven bomen bewaard. Na de oorlog werden opnieuw straatbomen aangeplant. Die generatie heeft inmiddels indrukwekkende hoogten bereikt. Dat leidt tot een forse toename van zangvogels en spechten in de stad, maar ook tot toenemende discussies, die in hevigheid niet onderdoen voor die rond de Anne Frank-boom.

Grote bomen hebben veel ruimte in de grond nodig. Ze concurreren om die ruimte met de kabels en leidingen die ook de grond in moeten. Bovengronds moeten de bomen om ruimte vechten met auto’s, voetgangers, het vrijliggende fietspad en de vrije trambaan. De bomen staan zwak in die strijd. Bij herprofileringen van straten sneuvelen hele rijen grote bomen, om plaats te maken voor sprietjes van minder veeleisende soorten. Meidoorns en sierappels zijn ook groen, maar blijven lekker laag.

In buurten spitst de discussie zich toe op beschaduwing en het gevaar van omvallen. Al heel wat bomen zijn omgehakt omdat buurtbewoners het betreffende stadsdeel bestookten met verzoeken om bomen weg te halen omdat die hun tuin in de schaduw zetten. En omdat we nog niet aan grote bomen gewend zijn, denken we dat die dingen bij elk zuchtje wind om gaan vallen.

In de ons omringende landen, in Duitsland bijvoorbeeld, gaat men heel anders om met stadsbomen. Goede verzorging en voldoende ruimte in de ondergrond voorkomt dat boomwortels problemen op gaan leveren of dat takken naar beneden vallen. Bij de echte monumentale jongens worden regelmatig trekproeven gedaan om te zien of ze nog tegen een stootje kunnen. Is dat zo, dan blijven ze gewoon staan. De Duitsers waarderen hun stadsbomen.

In Amsterdam dreigen bomen een NIMBY-functie te worden. Iedereen onderschrijft het nut ervan (Luchtkwaliteit! Natuur! Belevingswaarde!) maar zet die dingen alstublieft niet voor mijn neus, niet in mijn zon, niet vlakbij mijn huis, niet op de route van mijn vrijliggende fietspad en uiteraard gaan de riolering en de kabels voor draadloze telefonie voor

Juist nu komt de Amsterdamse VVD met een 50.000-bomen-plan om de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren. Waar moeten we die dingen in Godsnaam kwijt? Waarschijnlijk kunnen deze extra bomen alleen terecht op de traditionele NIMBY-plekken: de stadsranden, de oksels van snelwegen, desolate havengebieden, grootschalige bedrijventerreinen. De motorcrossers, zigeuners, stropers en kunstenaars die daar bivakkeren ademen dan over vijftig jaar de schoonste lucht van de stad in.