Feature

Slimme steden?

Hoe trek je als stad getalenteerde inwoners aan, hoe creëer je kansen voor groei, hoe combineer je ruimtelijke kwaliteit met duurzame ontwikkeling en hoe formuleer je een onderscheidende identiteit ? Op 29 november vond in een goed gevulde Felix Merites aan de Amsterdamse grachten de NIROV conferentie Slimme steden plaats, waar werd getracht om een antwoord te formuleren op deze en andere vragen.

“Slimme steden bestaan niet”, met deze woorden opende Henk Hofland met een gesproken column het Nirov congres Slimme Steden. Hoewel grote hoogtepunten ontbraken bood de dag een geoliede aaneenschakeling van presentaties en discussie over de actuele staat van de ruimtelijke ordening. Toch riep de benaming Slimme Steden meer vragen op dan dat zij houvast bood. In de afrondende discussie werd dat wederom duidelijk door de publieke verzuchting van de Amsterdams hoogleraar Dany Jacobs: een slimme stad, wat is dat ? Wellicht dat het werk van de Franse stedenbouwtheoreticus Francois Ascher een goed kader voor deze dag had geboden. In zijn beschrijving van de actuele staat van de westerse stad hanteert Ascher het begrip “derde moderniteit”, dat zich kenmerkt door verschuiving van de formatieve krachten in stadsontwikkeling van een lokale ’maak’economie naar een globaliseerde ’diensten’economie. Kennis en kennisontwikkeling, en de daarvoor benodigde omgevingen, netwerken en mensen spelen hierin een centrale rol. Ascher introduceert hiervoor de term cognitief kapitalisme’. Waarschijnlijk is de ’stad van het cognitieve kapitalisme’ de ’slimme stad’ die tijdens deze Nirov Dag van de Ruimte centraal stond.

De wat simplistische inkadering zal de meeste aanwezigen van overwegend aan de overheid gelieerde RO professionals er niet van weerhouden hebben om de dag goed te gebruiken voor het verwerven van kennis, contacten en het uitwisselen van ervaringen. De ochtendpresentaties stonden in het teken van het openbaar bestuur waarbij verschillende burgemeesters en wethouders aan het woord kwamen. Interessant was de opmerking van burgemeester Wallage dat de stad Groningen voor aansluiting bij netwerken van economie meer en meer in de richting van Hamburg, Bremen en Berlijn begint te kijken dan in de richting van de Randstad. Dat hierin het afschieten van de zweeftrein naar Groningen een rol speelt stak hij niet onder stoelen of banken. Interessant was ook de bijdrage van burgemeester Lenferink van Leiden die naar aanleiding van het debacle met de Rijn Gouwelijn in zijn gemeente, hardop twijfelde, aan het vermogen van lokale overheden om bij vraagstukken van toenemende complexiteit en grensoverschrijdend karakter, daadkrachtig en gericht op te kunnen treden. Wellicht dat wethouder De Boer uit Oosterhout onbedoeld de spijker op zijn kop sloeg met de komisch bedoelde opmerking (vrij naar Willem Elsschot) : “tussen droom en daad, staat altijd de gemeenteraad”.

Het tweede deel van de dag werd bepaald door presentaties van stedenbouwkundigen. Bij afwezigheid van keynote speaker en Harvard hoogleraar Joan Busquets vertelde Rients Dijkstra van Maxwan over zijn recente ervaringen in London. Opmerkelijk aan zijn verhaal was de wijze waarop de burgemeester Livingstone, buiten het ambtelijk apparaat om, er in slaagde door een instrumentele inzet van Richard Rodgers en buitenlandse ontwerpers, een cultuuromslag in het vastgelopen Engelse debat te bewerkstelligen. Een tweede interessante bijdrage was van de Nederlander Rene Daniels die de afgelopen zeven jaar stadsbouwmeester van Antwerpen was. Het is altijd weer ontnuchterend om te zien hoe in het buurland, dat fysiek zo nabij is, de cultuur van bestuur en bouwen zo radicaal anders kan zijn. Volgens Daniels is het bouwen in België gericht op beantwoording van de ruimtelijke vraag en niet op creatie van aanbod door corporaties en ontwikkelaars zoals in Nederland. Daarnaast is het gebruikelijk om vanuit het oogpunt van duurzaamheid en stedelijkheid, stadsdelen multifunctioneel in te richten. In België heeft men volgens Daniels maar in zeer beperkte mate last gehad van de CIAM doctrine en de daaruit voortvloeiende ruimtelijke en bestuurlijke segregatie. Het element dat wellicht de meeste indruk zal hebben achtergelaten bij alle aanwezigen is het feit dat stadsbestuurders in België zes jaar aanblijven en als zodanig de korte termijn kunnen ontstijgen. Ze kunnen zich richten op de voor steden zo belangrijke middellange termijn. De bijdrage van Zef Hemel van de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening liet zien dat er in ieder geval één Nederlandse stad een visie heeft op de koppeling tussen de kansen en mogelijkheden die de globalisering en de kenniseconomie biedt en de wijze waarop je de ruimtelijke structuur van de stad kan optuigen.

Ondanks het feit dat de Dag van de Ruimte voor de meeste aanwezigen ervaren zal zijn als een goede besteding van tijd en geld verdient het wellicht de aanbeveling om bij adressering van trendgevoelige onderwerpen als thema voor je congres – van creatief tot slim – te trachten te ontsnappen aan een te oppervlakkige beschouwing. Zo denken veel mensen bij de creatieve economie nog steeds dat het boek van Richard Florida ging over architecten grafisch ontwerpers en kunstenaars, terwijl nadere bestudering van het onderwerp leert dat in de definitie van Florida ongeveer 35% van de beroepsbevolking als creatief bestempeld wordt, grofweg overeenkomend met het aandeel hoger opgeleide bewoners. Een zelfde vergissing wordt gemaakt als het gaat over slimme steden, de meeste deelnemers gingen ervan uit dat in de slimme stad de universiteit wel centraal zal staan. Terwijl het er natuurlijk omgaat het hoofd te bieden aan het cognitieve kapitalisme’. Hierin is de opgave voor de Vogelaarwijken even groot als voor het accommoderen van de stedelijke elite.

Een van de veelgehoorde geluiden tijdens de voordrachten en werkgroepen gedurende de dag was de roep om allianties en coalities tussen overheid markt en andere instituties, de overheid kan het (allang) niet allen meer. Des te opmerkelijker was dan ook het ontbreken van een ruime afvaardiging uit het bedrijfsleven in de reeks van voordrachten, de markt moet het tenslotte doen zoals de platitude luidt.. Dit kon de altijd helder sprekende  Rudy Stroink CEO van TCN properties, die voor de gelegenheid een trui had aangetrokken niet meer goed maken. Wellicht kan voor de volgende Dag van de Ruimte als keynote speaker een explicateur van internationaal gewicht worden uitgenodigd die in staat is om de discussie van een paar heldere definities te voorzien. De opmerking van Stroink dat de stad zich ontwikkeld voorbij de beleidsnota kan dan wellicht worden ingezet als flankerend selectiecriterium voor de uit te nodigen sprekers.