In hoeverre lijken Nederlandse steden op Amerikaanse? En welke rol spelen bestuurders bij de zorg voor een levendig en open klimaat in hun stad? Stadslab organiseerde op 13 december een rondetafelbijeenkomt met Carol Coletta, directeur van de Amerikaanse organisatie CEOs for Cities. Verschillende bestuurders, ontwerpers, onderzoekers en onderwijsmakers kregen de gelegenheid om met haar van gedachte te wisselen over deze vragen.
De inleiding van Carol Coletta was om twee redenen opvallend. Ten eerste door de zeer positieve benadering van het gegeven dat verschillende steden in de Verenigde Staten in de jaren zestig tot en met tachtig met een grote leegloop te maken hadden en nu pas langzamerhand opnieuw tot leven beginnen te komen. Ten tweede door haar geloof in de maakbare burgerlijke samenleving. Tegen een regering die zich zorgen maakt om duurzaamheid, de concurrentiepositie en armoede zegt CEOs for Cities: Steden zijn de oplossing voor al uw problemen. Die steden moeten dan wel aan vier voorwaarden voldoen: genoeg jong talent aantrekken, zich realiseren dat het openbaar vervoer bepalend is voor de reikwijdte van het economisch netwerk, zich durven onderscheiden met een eigen identiteit en tot slot, maximaal inzetten op innovatie. Als ruimtelijke voorwaarde noemde Coletta het hebben van een levendig stadscentrum.
CEOs for Cities bestaat uit en netwerk van stadsbestuurders en andere belangrijke spelers uit de top vijftig van belangrijke stedelijke regios in de VS. Onder hen zijn burgemeesters, directeuren van grote bedrijven, politici van de verschillende staten en collegevoorzitters van belangrijke universiteiten. Het voornaamste doel van de organisatie is om mensen bij elkaar te brengen die steden weer succesvol willen maken. Volgens Colletta zijn studenten, kunstenaars en jonge gezinnen het best instaat de uitgestorven centra en Central Business Districts weer tot een succes te maken. Wanneer steden opnieuw aantrekkelijk worden voor jonge mensen, zullen bedrijven op zoek naar getalenteerde werknemers volgen. We hebben onderzoek gedaan naar de motivatie van jongen mensen om op een bepaalde plek te willen wonen. Daaruit bleek dat 64 procent eerst de stad kiest en dan pas op zoek gaat naar werk, aldus Coletta. Hoog op het wensenlijstje van nieuwe stadsbewoners staat dat de stad schoon, veilig en groen moet zijn, men moet er zijn eigen levenstijl kunnen kiezen en er moet een ruime keus aan verschillende type huizen beschikbaar zijn. Alleen het verschaffen van zo goedkoop mogelijke huisvesting is niet voldoende.
In Manhattan, New York is er nu naast de Time Out, een wekelijkse agenda met culturele evenementen, nu ook Time Out Kids, vertelt Coletta. Hierin ziet zij een belangrijke ontwikkeling: steden onderkennen steeds meer het belang van gezinnen met kinderen als culturele en economische doelgroep. Maar ook studenten kunnen een verbindende factor tussen verschillende sociale netwerken vormen, doormiddel van vrijwilligerswerk en inspirerende stageplaatsen bij locale bedrijven. In dit kader merkte Coletta nog op dat in de Verenigde Staten jonge vrouwen twintig procent meer kans hebben om een universitaire opleiding af te ronden dan jonge mannen. Als je economie leunt op een universitair geschoolde beroepsbevolking, worden vrouwen meer en meer een cruciale factor, aldus Coletta. En dan nog een sleutel tot succes: de eerste stad die het voor elkaar krijgt om haar minderheden goed op te leiden zal winnen. Het goede nieuws is volgens haar dat talent zich steeds meer in de richting van de Amerikaanse stadscentra verplaatst.
Zijn traditionele steden inderdaad het belangrijkste antwoord op vragen over duurzaamheid en leefbaarheid, kansen voor jongen mensen en economische voorspoed, zoals CEOs for Cities beweert? Op de recent gehouden conferentie Permacity op de faculteit Bouwkunde in Delft constateerde sociologe en econome Saskia Sassen dat verschillende steden in de VS het vermogen om conflicten te overbruggen en ongelijkheden op te heeft aan het verliezen zijn. Hoewel bijvoorbeeld New York een zeer grote verscheidenheid van bevolkingsgroepen huisvest, is in deze stad het verschil tussen arm en rijk groter dan in de rest van de VS. Zij vraagt zich dan ook af wat in de moderne tijd de condities zijn die leiden tot de productie van een burgerlijke samenleving. Maar CEOs for Cites laat zich haar geloof in de stad als oplossing niet snel uit handen nemen: Wij doen erg ons best om steden uit de probleemhoek te halen, hoewel wij onderkennen dat veel steden tegenwoordig nog grote problemen hebben.
De vraag bleef hangen in hoeverre het door CEOs for Cities aangereikte model in Nederland toepasbaar is. Rudy Stroink, die als ontwikkelaar zowel in de VS als – nu alweer enige jaren – in Nederland gewerkt heeft, maakt een scherp onderscheid. Omdat steden zich in Nederland niet natuurlijk kunnen ontwikkelen, zo stelde hij, is het voor ontwikkelaars erg moeilijk om nog een goede feeling met onderliggende processen te hebben. De overheid kan niet meer sturen, de private partijen zullen dan ook het voortouw moeten nemen omdat we met zieke steden te maken hebben. Stroink, tevens lid van de door AIR geïnitieerde Van der Leeuwkring uit Rotterdam, ziet het dan ook als zijn voornaamste taak om nieuwe coalities te vormen. Maar de Van der Leeuwkring is veel smaller vertegenwoordigd dan CEOs for Cities en daar komt bij dat de stadscentra in Nederland niet een ontwikkeling hebben doorgemaakt die zo heftig is als in de VS.
Misschien moeten we simpelweg een schaalniveau hoger denken. Volgens Carol Coletta is het van groot belang om te streven naar mega regions, gebieden met meerder centra, die verbonden door een goed openbaarvervoersnet als één economie kunnen functioneren. En zo kwam de avond indirect toch uit bij de Hollandse Randstad en wanneer je stelt dat de Randstad een echt centrum ontbeert lijkt de werkwijze van CEOs for Cities juist zeer actueel in een samenleving die steeds meer afstand doet van haar grote concepten.