Opinie

Architectuur die niet nadenkt over zijn toekomst, heeft geen toekomst.

Als reactie op de lezing van Willem Jan Neutelings tijdens het Architectuur 2.0 congres vorig jaar, benadrukt ‘oude rot’ Michiel Cohen (cepezed) de noodzaak om als beroepsgroep een standpunt in te nemen en om vooral te blijven nadenken over de toekomst van het vak.

Circa 2000 jaar geleden, de architect op zoek naar legitimatie: Vitruvius biedt zijn ‘Manifest Architectuur 1.0’ aan aan keizer Augustus.

Het lijkt of vrije beroepen geheel machteloos zijn om te reageren op verandering. Zo snel als de middenstand of de horeca inspeelt op de marktomstandigheden, zo traag gaat dat bij notarissen, apothekers, artsen en architecten. Bewust heb ik advocaten weggelaten omdat die zich op handige manier weten te onttrekken aan invloeden van buiten. Significant is misschien, dat er altijd een jurist als minister op het Ministerie van Justitie zit, maar incidenteel een apotheker of arts of Volksgezondheid, en nooit een architect op VROM of een civiel ingenieur op Verkeer. In Pakistan demonstreren en staken zelfs de advocaten, maar architecten heb ik nog nooit ergens op straat gezien.

Maar de artsen manifesteren zich wel, vooral wanneer het belang van hun patiënten in het geding komt. Dat dit vaak wordt gevoed door het adagium: “ Nothing as dangerous as a poor doctor”, moet duidelijk zijn. En het is niet voor niets dat dit adagium ooit in een mini conferentie over de ondernemende architect werd geparafraseerd als: “nothing as dangerous as a poor architect”. De statistiek geeft aan dat er veel poor architects moeten zijn. En zelfs die architecten komen niet in actie voor een goed opdrachtgeverschap, de ruimtelijke omgeving of platvloerse hoogte van honoraria.

Bij regelmatige golven ontstaat door maatschappelijke veranderingen een zekere mate van onrust, die door collega’s wordt geregistreerd en dan uitmondt in een congres of symposium. Daar kan dan iedereen zijn visie geven en wordt er nog even nagesudderd. Een recent voorbeeld was Architecture 2.0. Neutelings concludeert daar dat het eigenlijk Architecture 1.0 zou moeten zijn en heeft daar in historisch perspectief gelijk in, omdat soortgelijke congressen hieraan voorafgingen. Die kwamen ook steeds tot dezelfde twee visies, die van de cosmetitecten, zoals ik ze ooit noemde, en die van de anderen, die vinden dat ze een vak hebben.

Bovendien zat ik laatst bij een bijeenkomst voor Jonge Architecten georganiseerd door de vader van alle Jonge Architecten, Maarten Kloos in Arcam, waar de jonge architecten exact dezelfde soort problemen bleken te hebben als wij 30 jaar daarvoor. En ze waren geheel overtuigd van het feit, dat onze ‘generatie’ het veel makkelijker had gehad. Als je eenmaal kan fietsen, ziet het er erg eenvoudig uit. Dat is het ook. En architectuur blijft een ouderdomskwaal.

Neutelings vind dat hij een vak heeft, maar ook zijn lezing gaf mij een groot gevoel van déjà vu. Wij waren al een paar jaar geleden ook zo bezig, en in essentie is blijkbaar aan de materie weinig veranderd. Gewoon je vak beheersen is natuurlijk voor elk beroep de onderlegger van alle geloofwaardigheid. Heel juist maar wel een open deur.

Dat sluit het bestaansrecht van een andere visie natuurlijk niet uit. In tegendeel, de veelheid van alle mogelijke benaderingen is de kracht van het beroep.

De zwakte van het beroep is dat het geen gemeenschappelijk standpunt voor de toekomst weet te formuleren. Architecten zijn op projectniveau zo hard bezig visionair te zijn, dat zij er niet aan toekomen op beroepsniveau hetzelfde te doen.

En ook het standpunt van Neutelings draagt daar niet aan bij. Toen ik zijn lezing las, vond ik in eerste instantie, dat hij goed formuleerde wat het probleem was. Bovendien staat zijn opinie zeer dicht bij de mijne. Maar bij nader overdenken loste geen van de – op zich heldere – constateringen ook maar iets op; je kan het geheel klasseren als goed bedoeld gebrom van een – inmiddels – geslaagde architect.

En een geslaagde architect krijgt blijkbaar een andere kijk op de problematiek van het vak. Dat is een feit dat mij vaker opvalt. De ‘elite’ van bekende architecten weet niet meer wat alle anderen doen en raakt daar steeds meer van geïsoleerd. “Wij hebben smaakmakend werk en dus is onze wereld goed”.

Zodoende gaf ook deze lezing, noch het commentaar daarop, geen enkele nieuwe richting aan. Dat is vreemd. Op een of andere manier kunnen wij architecten het niet voor elkaar krijgen om een betere toekomst voor het vak te scheppen, wij kunnen geen gemeenschappelijk doel vinden en ondertussen worden we opgerold door de uitvoerende bouw.

In een tijd van bouw-, en onroerend goed-fraude zouden we toch tenminste de vertrouwensrol in het bouwproces op ons moeten kunnen nemen en daarmee de meerwaarde van de integratie van alles wat een gebouw uitmaakt – de architectuur – kunnen behouden.. In een tijd van energie problemen, die van integrerende generalist met hetzelfde doel.

Maar niets daarvan, we bestrijden elkaar op details, zoals vorm en methode, we praten over het feit, dat het allemaal niet zo erg is met het vak en dat het goed gaat. We verwarren veel werk met een goede toekomst voor het beroep.

Vraag dat maar aan de Zweedse architecten. Die zijn een generatie terug door de uitvoerende bouw uitgeroeid, met als resultaat dat er in Zweden sindsdien geen smaakmakend gebouw meer is gemaakt. Wie de film over Calatrava’s Zweedse avontuur heeft gezien is misschien de verzuchting van de Zweedse ontwikkelaar opgevallen: “Wij zijn hier in Zweden niet gewend, dat architecten een mening hebben” De exacte tekst moet mij even vergeven worden.

Van overheidswege worden we geconfronteerd met nieuwe contractvormen. Daar “vraagt de markt naar” zegt het ministerie en PSI-bouw. Welke markt laat naar zich gissen. Ik kan er maar één verzinnen, die daar belang bij heeft. Niet de gebruiker of bewoner, niet de opdrachtgever, niet de ontwerper.

Die nieuwe contracten zijn een deel van de weg naar een herhaling van de Zweedse ontwikkeling en het definitieve einde van de mening van de architect.

Dus zit het zo: wanneer wij onze mening en onze positie niet kunnen formuleren, zal niemand er nog naar vragen. Het reeds lang non-existente architectuurdebat is de aankondiging van het verdwijnen van de architectuur.

Om te voorkomen, dat dit weer een opinie is, die meteen de la in kan tot de volgende golf van onrust, zou ik denken dat een sterke beweging vanuit de beroepsgroep een standpunt in moet nemen over onze toekomst en dat standpunt zou moeten uitdragen.

De architect als vernieuwer en bewaker van de kwaliteit en de kosten, zou daar een essentieel deel van moeten zijn. Want in de gedragsregels van de BNA staat het al:

De architect is gehouden de opdrachtgever onafhankelijk en deskundig in een vertrouwenspositie als adviseur ter zijde te staan. De architect behartigt de belangen van de opdrachtgever naar beste weten en kunnen, in het besef niet alleen verantwoordelijk te zijn jegens de opdrachtgever, maar ook tegenover de samenleving, de omgeving en de collega’s.

En:

De architect bedingt of aanvaardt geen geldelijk belang of enig ander voordeel van derden, noch kent deze toe aan derden bij het verkrijgen, verlenen, aanvaarden of uitvoeren van een opdracht.

Kom daar maar eens om bij een van de andere betrokken bouwpartijen! Daar moeten we wel voor aan de slag naar de buitenwereld.

Architectuur, die niet nadenkt over zijn toekomst, heeft geen toekomst!