Hoe verhoudt moderne architectuur zich tot het Noorse landschap, en vice versa? Deze vraag stond centraal tijdens het seminar Modern architecture in a traditional landscape dat Rotterdam City of Architecture samen met de Noorse Ambassade organiseerde op woensdag 28 november 2007.
De stand van zaken in de Noorse architectuur werd grondig uit de doeken gedaan door vier Noorse sprekers: Ulf Grønwald, Einar Jarmund, Magne Magler Wiggen en Morten Løvseth. Deze werden afgewisseld door vier Nederlandse respondenten: Jacq. de Brouwer (Bedaux de Brouwer), Michael van Gessel, Alex van de Beld (Onix) en ingeleid door de Master of Ceremony Hans Ibelings.
Met dit seminar werd het topje van een interessante ijsberg ontbloot en het onderbelichte onderwerp van de Noorse architectuur geagendeerd. Een complex onderwerp voor één middag, want bovengenoemde vraag roept meteen een aantal wedervragen op over de Noorse context. Hoe worden tradities vertaald in de hedendaagse architectuur? Is de stelling Nature has lost the battle van toepassing in de Noorse context? Hoe verhoudt het Noorse architectuurklimaat zich tot het Europese? En, bestaat er eigenlijk wel een verband tussen Noorse en Nederlandse architectuur? Dit verband lijkt zich te beperken tot de excursie van 1928, toen een groep Noorse architecten het Nederlandse Modernisme kwam bekijken. Ulf Grønwald (curator Nationaal Museum voor Kunst, Architectuur en Design) verzekerde ons echter dat de Nederlandse architectuur nog steeds grote invloed heeft op Noorwegen, waarna er gelukkig geen pogingen meer werden ondernomen om nationale verbanden te leggen.
Naast het archaïsche beeld van de Scandinavische architectuur, gebaseerd op regionale en landschappelijke tradities, blijkt er een sterke wens te bestaan naar zichtbaarheid in het hedendaagse Europese architectuurveld. Lokale tradities als houtbouw en verbondenheid met het landschap lijken hierbij het onderspit te delven. Deze toon werd ingezet met het relaas van Ulf Grønwald, die een schatkist aan informatie over de Noorse architectuur ontsloot. Beginnend bij de traditionele houtconstructies die vanaf de 12e eeuw gebruikt werden, zoals bij de Borgund kerk. De rol van Heinrich Grosch, een Noorse vertegenwoordiger van het Scandinavisch Classicisme. De importantie van de sleutelfiguren Gesselius, Lindgren en Saarinen voor het internationaliseren van de Scandinavische architectuur, ver voor Aalto. De herontdekking van de landschappelijke traditie eind negentiende eeuw – halverwege de twintigste eeuw voortgezet door Knut Knutsen, een traditie die ook nu nog navolging kent. Daarnaast bestaat de typische mengeling van modernistisch en traditioneel Noors, zoals vertegenwoordigd in het Venetiaanse biënnale paviljoen van Sverre Fehn, hij gold decennia lang als de Noorse Godfather. Het duiden van de huidige context valt een stuk zwaarder. Grønwald deed zijn best te laten zien dat Noorwegen goed mee kan komen op internationaal niveau door te tonen dat veel architectuurstromingen uit het recente verleden ook in Noorwegen zijn vertegenwoordigd.
Deze ontwikkeling werd vervolgens bevestigd door twee Noorse ontwerpers die hun recente werk toonden. De jonge wilde Magne Magler Wiggen (M.M.W.) ontwierp een gebouw op poten, dat helaas niet te verzekeren viel vanwege zijn verplaatsbaarheid. Het hoogst haalbare was een autoverzekering. Vervolgens gebeurde het meest ondenkbare: het gebouw werd gestolen. Met behulp van justitie werd, op initiatief van de architect, een grondige zoektocht opgestart. Het gebouw werd uiteindelijk teruggevonden. Het locale chapter van de Hells Angels bleek in de verleiding gekomen om het gebouw te lenen.
Einar Jarmund (JVA/Jarmund & Vigsnaes Architects) liet een indrukwekkende serie verfijnde gebouwen zien. Haast Zwitsers. De manier waarop deze aliens verbonden zijn met het landschap blijkt geen noemenswaardig motief te zijn. Dit geldt ook voor het werk van M.M.W. Hoe zij zich willen verhouden tot het Noorse landschap komt onvoldoende aan de orde in hun presentaties. Het lijkt alsof de jonge Noren niet veel ophebben met hun Viking-tradities en hun houten bruggen aan het verbranden zijn. Alex van de Beld voelde zich dan ook genoodzaakt om de Noren te waarschuwen voor het betreurenswaardige verdwijnen van hun houtbouwtraditie.
Gaandeweg drong het besef door dat de Noorse condities enorm verschillen van de Nederlandse. Zo is Noorwegen wel bijna acht keer groter dan Nederland, maar heeft het 4,5 miljoen inwoners, tegen 16,2 miljoen in Nederland. Dat betekent per vierkante kilometer gemiddeld slechts 14 inwoners, tegen 391 inwoners in Nederland. Bovendien heeft het noordelijke deel van het land te maken met permafrost, waardoor alle gebouwen opgetild dienen te worden, om zo min mogelijk contactpunten met de grond te hebben.
Hoe kan architectuur in zon omgeving landen: moet er worden ingezet op een organische vermenging of juist op harde grenzen? In algemene zin ging Michael van Gessel in op de overgang tussen natuur en architectuur. Zijn stelling luidde: probeer het landschap recht tot de rand van een gebouw door te trekken. Het landschap in het gebouw trekken is problematisch: dit blijft een kunstmatige representatie van de natuur. Het zijn de duidelijke overgangen, met heldere en eenvoudige architectonische vormen, die zich goed verhouden tot het overweldigende landschap: wees niet te vaag! aldus Van Gessel.
Morten Løvseths (Turistvegprosjektet) relaas vormde een mengeling van een Bob Ross-uitzending en een National Geographic-reportage. Hij toonde een adembenemende reeks landschappen. Toen het toerisme terug begon te lopen ontstond de vraag naar het unique selling point van Noorwegen. Het antwoord lag onder de voeten: het overweldigende en uitgestrekte landschap. Twintig miljoen euro werd vrijgemaakt voor Umweg/Detour, een stoer infrastructureel project. Er zijn achttien nationale wegen geselecteerd vanwege hun specifieke inbedding in het landschap. Op strategische punten worden scenic views (uitkijkposten) aangelegd, ontworpen door de jongste generatie Noorse architecten, die zo een kans krijgen een bouwwerk te realiseren. Kwaliteit en inhoud vormen de hoogste prioriteit, geld is van secundaire belang. Vier wegen zijn inmiddels gereed, de rest wordt de komende jaren gerealiseerd. Dit project roept de vraag op of het nodig is om van een dergelijk overweldigend landschap een themapark te maken. Dat is niet het geval want de uitgestrektheid van het land lijkt te worden onderschat. De uitkijkpunten zijn slechts spelden in een hooiberg, daartussen blijven vele kilometers onberoerd.
Noorse architectuur wil zichtbaar zijn op Europees niveau en richt zich met verve naar buiten: volle kracht vooruit. Helaas werden tijdens dit seminar interne gevoeligheden binnen het Noorse architectuurdiscours onthuld noch aangestipt. Bestaat er eigenlijk wel een dergelijk discours? Gaat de drang naar internationalisering ten koste van de eigen identiteit? In oudere projecten – bijvoorbeeld van Sverre Fehn is sprake van een explicieter verband tussen architectuur en landschap. Is het tijd om dit archaïsche en verstilde beeld van de Noorse architectuur bij te stellen? Of gaat hier juist iets waardevols verloren? Staat de moderne Noorse architectuur onverschillig tegenover het traditionele landschap? Deze vragen bleven onderbelicht tijdens het seminar. Interessante stof voor het aangekondigde vervolg in 2008.