Feature

Op zoek naar glocale vorm

Hoe ontwikkel je een stationsgebied zo dat het niet het zoveelste Business District wordt, maar een ware mix van globale grootsheid en lokale diversiteit? Rond het nieuwe Rotterdam Centraal Station doet zich de mogelijkheid voor om op deze vraag een antwoord te geven. In een volgepakt Kriterion presenteerden de gemeente Rotterdam en Maxwan op 12 december 2007 hun tweetrapsraket aan een argwanend publiek en werd duidelijk dat de juiste vorm voor ‘glocal Rotterdam’ nog niet gevonden is.

Rients Dijkstra toont zijn schaduwdiagram

De bouwput rondom Rotterdam Centraal is een voorbode van de grootschalige transformatie van het stationskwartier die zich de komende decennia gaat voltrekken. Investeerders hebben reeds hun handen weten te leggen op een groot deel van het vastgoed. Het begin van de activiteiten laat zich aflezen aan het met steigers en gaasdoek ingepakte monumentale postkantoor. LSI Investments bouwt de voormalige postfabriek om tot kantoorruimte voor het hogere segment. Tegelijkertijd zijn er de afgelopen jaren in leegstaande kantoorpanden interessante nederzettingen van jonge ondernemers ontstaan.

The Glocal City

Om te voorkomen dat de ontwikkelingen een eigen leven gaan leiden heeft de gemeente – in haar zelf benoemde nieuwe rol als voortrekker – het initiatief genomen tot het opstellen van een gebiedsvisie waarop alle toekomstige plannen en initiatieven voor het stationskwartier kunnen worden gestoeld: Weena – Glocal City District. In een veel te kleine notendop legt Astrid Sanson (directeur dS+V) uit waar het om gaat: ‘Mensen die uit het station of uit de parkeergarage komen moeten de etalage van de stad zien’. En: ‘We willen sublieme openbare ruimte maken. Dat gaat niet over mooie openbare ruimte, maar over de dynamiek in de plinten’. Veel verder komt het in het vraaggesprek niet en dat lijkt een zware reductie van de eigenlijke ideeën.

Het eerder uitgebrachte document is namelijk een ambitieuze en doordachte visie voor ‘een uniek gebied in Nederland waar Randstad en Europa elkaar ontmoeten en waar Rotterdam zich presenteert’. Het ‘glocale’ wordt hierin beschreven als: ‘De aanpassing van standaardproducten en methoden aan lokale omstandigheden. Het universele krijgt waarde door voeding met het particuliere; het particuliere wordt toegankelijk en krijgt waarde door opname in het universele’. Op plekken waar de welvaart toeneemt wordt de globalisering gaandeweg ingeruild voor glocalisering. Globalisering sec gaat over productiviteit en lagere kosten, terwijl glocalisering gaat over inhoud, variatie en waardetoevoeging. Als reactie op de massaproductie wordt sterker ingezet op exclusiviteit, couleur locale en vernieuwing.

Voor een stad betekent globalisering vaak brede boulevards met multinationals in grote, abstracte torens; grote hoeveelheden werknemers die in hun eigen kantine hun lunch genieten; hoge, tochtige plinten zonder enige vorm van interactie. Noem een Weena. ‘We willen dus ook geen kopie van het Weena maken, maar een stadsbuurt met een levendig klimaat,’ aldus Astrid Sanson.

Concreet stelt het concept een Mixone (Mixing Zone) voor: een gebied dat bestaat uit publieke, semi-publieke en in geringe mate private gebieden, die een uitdagend netwerk vormen waarin de plaatselijke ondernemerscultuur tegen de ramen klotst. Er wordt gedacht aan pilotkiosks met exposities, aan galeries, bars en lokale creatieve economie. Deze uitingen zouden zich met name in de plint moeten bevinden en op een aantal plekken zou deze Mixone zich moeten uitstrekken tot hoog in de gebouwen, zodat er op meerdere niveaus een interessant klimaat ontstaat. Het is juist deze zone die moet zorgen voor de nodige uitwisseling tussen het lokale milieu en de globale krachten van bedrijven die zich in het gebied zullen vestigen.

Het stedenbouwkundig plan

Rients Dijkstra van Maxwan kiest ervoor om het argwanende publiek gerust te stellen met een animatie van 1600 jaar stedelijke groei met als conclusie dat ‘of we het nu leuk vinden of niet, Rotterdam ook de komende decennia met 50m3 per dag zal groeien’. Daarom, vervolgt hij zijn pleidooi, zijn er drie bouwenveloppen voorzien van respectievelijk 135, 180, en 200 meter hoog. Met een zeer schamel diagram toont hij aan dat de achtergelegen Provenierswijk hierdoor van 21 maart tot 21 september slechts 1 uur extra schaduw zal krijgen. Vanaf dat moment zou de avond – en het mogelijke debat – verstoort worden door bewoners van de betreffende wijk.

Dijkstra gaat onverschrokken verder met zijn verhaal over de Mixone, als een gebied waar het zeer levendig moet gaan worden. Levendigheid betekent grote voetgangersstromen, die volgens het plan gegenereerd worden door het aanleggen van een kaarsrechte boulevard van het station via een fietsbrug naar Pompenburg. Voorspellingen laten zien dat er maar liefst 44500 bewegingen zullen plaatsvinden op deze 600m lange boulevard. Om dit te bereiken wordt afscheid genomen van de huidige bebouwing met doorsteken en hoeken, inclusief alle kleinschalige en goedkope kantoorruimte die momenteel de voedingsbodem is van de lokale creatieve economie. Twee beelden tonen tenslotte hoe de nieuwe gebouwen, met uitsparingen en een casino, een levendige stadsbuurt voorstaan.

Tussen het conceptdocument en dit ‘stedenbouwkundig plan’ gaapt een groot gat. Om het werkelijk te laten slagen zal het gebied geleidelijk moeten worden doorontwikkeld. Dit constateert ook co-referent Renée Hoogendoorn, directeur gebiedsontwikkeling bij AM. Zij noemt een aantal punten die niet direct over stedenbouw gaan, maar wel cruciaal zijn voor het ontwikkelen van een glokaal concept. ‘Rotterdam is een ondernemersstad en daarom zul je de dynamiek die er in een plek zit vroegtijdig moeten gebruiken. Wijs ambassadeurs en coaches aan en laat het dan langzaam groeien.’ ‘Wacht niet tot het plan klaar is, er moet morgen al begonnen worden.’ Ze stelde voor om deelplannen te formuleren en rond te rekenen, zodat men zich niet blind staart op het ontwikkelen van 500.000 m2.

Tussen droom en werkelijkheid

Het is duidelijk dat Rotterdam goud in handen heeft met dit gebied en dat men er heldere ideeën over heeft. Maar met name het stedenbouwkundig plan toont aan dat het ook mis kan gaan als er te snel met de liniaal en rekenmachine wordt getekend. Juist binnen een dergelijk concept zijn de strategie in tijd, het betrekken van de ondernemers en het serieus nemen van het bestaande van wezenlijk belang. In de tussentijd kan de bestaande bebouwing dienst doen als laboratorium, om te experimenteren met de publieke ruimte, met verschillende programma’s in de plinten, een tijdelijke binnentuin in de Delftse Hof en het aanjagen van een levendige buurt – het stationskwartier als het Soho of Meatdistrict van Rotterdam.

Het was jammer dat de avond gekaapt werd door emoties van omwonenden, want er was genoeg munitie voor een inhoudelijk debat; over de gigantische hoeveelheid programma, het hoe en waarom van torens, de verbinding met andere stadsdelen, de menselijke maat, goede en slechte voorbeelden, wat doen we met de auto? En, hoe kun je een gebied geleidelijk laten transformeren? Buiten het feit dat het gesprek met de omwonenden van wezenlijk belang is, verdienen dit plan en deze avond een herkansing om echt vakinhoudelijk met elkaar te kunnen debatteren. Wellicht een idee om de verdere ontwikkeling van het plan daarmee te beginnen.