Wereldwijd worden steden bedreigd door humanitaire rampen, brandstofschaarste, segregatie, global warming en onstuitbare groei. Wat heeft dit te maken met een door Leefbaar Utrecht gewenst referendum over de komst van de Belle van Zuijlen in Leidsche Rijn?
Dinsdagavond 19 februari gaf de Vlaamse dichter en filosoof Lieven De Cauter de eerste door het Utrechtse debatcentrum TUMULT en de Public Space Foundation georganiseerde Stand van de Stad lezing. Deze jaarlijks te herhalen lezingcyclus heeft als doel om met (nieuwe) theoretische inzichten te reflecteren op maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen en de stad Utrecht. Co-referent Steven de Waal, voorzitter van de Public Space Foundation, introduceerde Lieven de Cauter als iemand die met doemscenario’s de wereld wakker wil schudden. De Cauter voelde zich hierdoor enigszins in de hoek gedreven: doemscenarios moeten niet gezien worden als complot maar als early warning system. Hij trakteerde de zaal vervolgens op een boeiende en allerminst zwaarmoedige beschouwing waarin de stand van de stad werd geschetst. Aan de hand van tien begrippen gaf De Cauter een diagnose van de problemen waaraan de hedendaagse stad op niet al te lange termijn met welhaast wetenschappelijke zekerheid aan ten onder zal gaan.
De lezing kreeg als titel Het einde van de open stad? – Van Bolwerk tot Boulevard en terug. De tien termen werden gepresenteerd als min of meer zelfstandige mini-lezingen in uitwisselbare volgorde waarmee de toehoorder zelf een totaalbeeld samen kan stellen.
Het eerste woord dat De Cauter op de muur projecteerde was ‘Boulevard’ (1). Boulevards, zoals rond het oude Brussel, werden dikwijls aangelegd op geslechte oude vestingwerken en staan volgens schrijver en criticus Charles Pierre Baudelaire (1821-1867) symbool voor de openheid en stedelijkheid van de stad. Het Franse woord boulevard is overigens een verbastering van het Nederlandse woord bolwerk dat ooit als bolwark werd uitgesproken en begin vijftiende eeuw in de Franse taal werd geïntroduceerd als boloard.
Met het tweede woord, ‘Passage’ (2), verwijst De Cauter naar de marxistische cultuurfilosoof Walter Benjamin (1892-1940) die in zijn geschriften de passage benoemde als condensering van de moderniteit en definitieve breuk met de middeleeuwen. Passages belichamen de opkomst van de glasarchitectuur en de commercie. Hieraan verwant zijn het pretpark en de wereldtentoonstelling (zie Crystal Palace). De Cauter noemde als voorbeeld de Vlaamse stad Brugge: een mooie stad maar dankzij de toeristenindustrie inmiddels morsdood, buiten het toeristenseizoen loopt er niemand op straat. Ook Utrecht gaat met haar stadsmarketing en festivals wellicht een verkeerde kant op en muteert tot een generisch pretpark zonder identiteit.
‘Capsule’ (3) kon natuurlijk niet in de lijst ontbreken. Zijn boektitel De Capsulaire beschaving – Over de stad in het tijdperk van de angst heeft De Cauter naar eigen zeggen geleend van cultuurfilosoof Rene Boomkens en niet, zoals Steven de Waal suggereerde, van de metabolist Kisho Kurokawa (architect van de in 1972 gebouwde Nakagin Capsule Tower). Een hiermee verwante term is sprawl, volgens De Cauter synoniem voor de verkankering van de stad en de vernietiging van het platteland. De Cauter, geboren en getogen op het Vlaamse platteland, gaf toe zelf ook over twee auto’s te beschikken: maar een 2CV (Deux Chevaux) is minder capsulair als een militair vormgegeven 4×4.
De term ‘Kamp’ (4) heeft een sinistere lading en is, volgens De Cauter, in tegenstelling tot de gevangenis een ruimte buiten de wet, de belichaming van de uitzonderingstoestand. Met anekdotes over Guantánamo Bay, bajesboten en de in 1998 opgerichte muren van Ceuta en Melilla (Spaanse enclaves in Noord Marokko op de grens van de EU) werden alle aanwezigen er aan herinnerd waar een deel van ons belastinggeld aan uitgegeven wordt.
Met de term ‘Heterotopie’ (5) werd vervolgens naar de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) verwezen. Een heterotopie is als variant op de utopie een reëel bestaande bespiegeling. Als voorbeelden noemde De Cauter een theatervoorstelling of een academische omgeving: een plek van kritische distantie in een vereconomiseerde samenleving.
De stad als ‘Archipel’ (6) is een tegenpool van de netwerksamenleving. De wereld is geen dorp want er zijn muren en hekken, aldus De Cauter. In steden als Dubai, Jeruzalem of Sao Paulo leeft een deel van de bevolking in veilige territoria of heterotopia’s terwijl een ander deel in kampen bivakkeert.
Een echte doemterm is ‘Urbicide’ (7). De Cauter memoreerde dat de oorlog in Irak komende maand haar vijfde verjaardag viert: 1 miljoen doden, 4 miljoen ontheemden! Urbicide is een elastische term en staat voor moord op de stad. Ook de vernietiging van het oude Carthago en het huishouden van baron Haussmann (Parijs) en Robert Moses (New York) vallen onder deze vorm van omgang met de stad.
De in de westerse wereld wezensvreemde term ‘Slum‘ (8) zal volgens theoretici als Mike Davis (auteur van het boek Planet of Slums) in grote mate het gezicht van steden veranderen. De rural exodus die zich in alle niet-westerse landen aan het voltrekken is, heeft geleid tot korsten aan informele bebouwing die welhaast onbestuurbaar zijn.
‘Global Warming‘ (9) is dichter bij huis. Aanpassing is de enige mogelijkheid om met de hieruit voortkomende catastrofes om te gaan.
Het ‘Mad Max‘ (10) scenario tenslotte, is volgens De Cauter zoetjesaan realiteit aan het worden sinds de war on terror. Repatriëringscentra, concentratiekampen (zoals Guantánamo Bay) en massale vluchtelingenstromen (o.a. naar de Canarische eilanden) horen thuis in de middeleeuwen en niet in een welvaartsstaat.
De zaal verweesd achterlatend verontschuldigde De Cauter zich met de mededeling dat hij als filosoof geen oplossingen klaar heeft liggen. Filosofen zijn er om de diagnose te stellen en niet om een therapie voor te schrijven.
Co-referent Steven de Waal plantte de zaal weer met twee benen diep in de Utrechtse rivierklei. De door De Cauter genoemde fenomenen lijken volgens De Waal ver weg maar spelen ook in Utrecht. Angst regeert, zo blijkt uit de recente rellen in Ondiep en de weinig humane omgang met voetbalsupporters. Ook zwarte scholen en Vogelaarwijken zijn problemen die de stad steeds meer verdelen.
In de bomvolle zaal kwam vervolgens een discussie op gang met lokale onderwerpen zoals de A2 die het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn afscheidt van de Oude Gracht, het minder publiek worden van winkelhart Hoog Catharijne door de binnenkort te realiseren tolpoortjes voor de OV-chipkaart, het toch wel aangename Festival aan de Werf, en het ontbreken aan betrokkenheid bij burgers. In groot contrast met de verontrustende diagnose van De Cauter ging de discussie het grootste deel van de avond vooral over dit laatste punt, in het bijzonder: het burgemeestersreferendum.
Het debat sloeg om in een soort inspraakavond zonder wederhoor, zover bekend waren er geen volksvertegenwoordigers aanwezig. De Waal woekerde de discussie nog eens aan met de boute stelling dat het mislukken van het burgemeesterreferendum niet de overheid verweten kan worden en dat een nieuw referendum over de hoogbouwplannen voor de toren Belle van Zuijlen weinig zinvol lijkt. Bewoners hebben hun kans laten liggen, aldus De Waal. Een dappere Utrechter vergrootte de verwarring bij sprekers en publiek met de vertwijfelde vraag hoe dit diep verdeelde ‘hart van Nederland’ haar kandidaatstelling als culturele hoofdstad van Europa in 2018 inhoud zal gaan geven. Het hielp de discussie niet en het gesprek dwaalde verder en verder af van de wezenlijke problemen. Alledaagse problemen dicht bij huis lijken meer tot de verbeelding te spreken bij bezoekers van het Utrechts heterotopia naast de Dom, ook dit tekent de Stand van de Stad.