Recensie

Leve(n)de cultuurhistorie

Donderdag 13 maart gaf architectuurhistoricus Erik de Jong een lezing in het NAi over J.D. Zocher jr., één van Nederlands bekendste tuin- en landschapsarchitecten uit de 19e eeuw. Aanleiding hiervoor was de publicatie van de Stichting BONAS (Bibliografieën en Oeuvrelijsten Nederlandse Architecten en Stedebouwkundigen) over het werk van Zocher.

Het boek bevat een analyse en een uitgebreide catalogus van het werk van Zocher jr. De boektitel J.D. Zocher jr. – architect en tuinarchitect zaait mogelijk wat verwarring. Toch voornamelijk bekend door zijn landschappelijke ontwerpen voor onder andere het Vondelpark (Amsterdam) heeft Zocher echter ook tientallen buitenplaatsen voor welgestelden ontworpen, waarbij hij zowel huis als omliggende tuin voor zijn rekening nam. Ook de Koopmansbeurs in Amsterdam was van zijn hand. Moeten we Zocher nu als architect, of toch vooral als tuin- of landschapsarchitect zien? En wat zegt dit over het vakgebied in die tijd?

Erik de Jong, Clusius-hoogleraar Geschiedenis van Tuin- en Landschapsarchitectuur en verbonden aan de leerstoelgroep Landschapsarchitectuur van Wageningen Universiteit, stelt dat we het belang van Zochers werk vooral in de wording van het vakgebied tuin- en landschapsarchitectuur moeten bezien. Begin 19e eeuw was er nog geen sprake van een traditie in tuin- of landschapsarchitectuur. De kwaliteit van de ruimtelijke ontwerpen in die tijd was erg laag. Zocher werd als 'kwekeling' onder koning Lodewijk Napoleon naar Parijs en Rome gestuurd, en werd opgeleid in de leer van de klassieke bouwkunst.

In een tijd waarin de elite voor zichzelf buitens liet bouwen, om het leven in de 19e eeuwse stad te ontvluchten, werd het buitenleven sterk geromantiseerd en ontstond er een groeiende aandacht voor het landschap. De natuur en de beleving van de vier seizoenen werden gevierd in de literatuur en stimuleerde een tuinstijl die refereert aan het natuurlijke landschap.

Het was in 1804 dat Morel voor het eerst de termen 'architect', in de zin van artistiek geschoolde creator, en van 'hovenier', degene die kennis heeft van vegetatie en de omstandigheden waaronder zij gedijt, samenvoegt tot 'architectus paysagiste' oftewel landschapsarchitect.

Ondanks de hiermee ontstane grondslag voor een discipline ontbrak het aan de uitwerking hiervan in concrete voorbeelden. De Jong betoogt dat Zocher hiervoor in Nederland een sleutelrol speelde. Veel landschapsarchitectonische typologieën die we tegenwoordig  vanzelfsprekend vinden, zijn in deze tijd ontstaan. Zocher heeft met zijn vele ontwerpen voor buitenplaatsen bijgedragen aan het idee van een buitenhuis ontworpen in samenhang met de omliggende tuin als één harmonieus geheel. De villawijk kan zo typologisch beschouwd worden als een verdichtte vorm van de buitenplaats, waar gebouw en landschap op een kleinere schaal in samenhang worden gebracht. Ook de landschappelijk aangelegde begraafplaats was tot dan toe geen algemeen goed. Veranderende ideeën over hygiëne vielen samen met een ideaalbeeld over landschappelijk aangelegde wandelparken. Begraafplaats Soestbergen in Utrecht met de centraal gelegen grafheuvel met knekelput, die ook wel de bijnaam  'Rotonde van Zocher' draagt, is een goed voorbeeld van deze veranderende visie op begraven.

Zocher jr. heeft een sterke stempel op de stedenbouw gedrukt, ondanks dat het overgrote deel van zijn opdrachten zich in het buitengebied bevonden, vertelt de Jong. “Zijn integrale ontwerpen voor groen- en waterstructuren”, in bijvoorbeeld het Waterproject in Rotterdam, “zette het rurale centraal in de stad.” Tijdens het Waterproject werd de Rotterdamse waterhuishouding gescheiden van die van Schieland, zodat met water uit de Maas de stadswateren konden worden ververst. Het systeem van singels, met de Noord- en Westersingel als belangrijkste nog zichtbare getuigen, werd door Zocher landschappelijk ingericht. Naast een waterhuishoudkundig werk werd door de aanleg van 'een wandeling' – een geënsceneerde route langs boompartijen en gazons -, ook een recreatieve voorziening gecreëerd, en gezorgd voor een aantrekkelijk woonklimaat voor de welgestelden.

Ondanks de belangrijke rol die hij krijgt toegedicht in het ontstaan van een Nederlandse landschapsarchitectuurdiscipline zag Zocher zichzelf vooral als practicus: een landschapsontwerp moest slechts 'doelmatig en bevallig' zijn. In vergelijking met Humphrey Repton, zijn evenknie in Engeland, die zichzelf als 'landscape gardener' betitelde, benadrukte Zocher, die zich samen met zijn zoon als Zocher & Co, en later als Firma Zocher positioneerde, toch vooral de ondernemingsgeest van zijn werk. Zo geneerde hij zich er ook niet voor hetzelfde ontwerp voor een toegangspoort van een begraafplaats zowel in Soestbergen als in Leeuwarden in te dienen. Dat Zocher naast zijn landschapsarchitectonisch werk ook een kwekerij runde, – wat vanaf halverwege de 20ste eeuw als not done zou worden ervaren omdat het artistieke en commerciële belangen zou verstrengelen – zegt iets over zijn liefde voor het ambacht, maar ook over zijn zakelijk instinct.

Zocher had, zo stelt De Jong, “het vermogen om architectuur en landschap te laten versmelten”, in een tijd waarin een romantisch ideaalbeeld van natuur en landschap zijn uitwerking vond in Nederland. Zijn oeuvre moet niet alleen gezien worden als een reeks geslaagde ontwerpen die op veel plaatsen de veranderingen in het omliggende stedelijk weefsel goed hebben doorstaan, maar ook in het proces van de totstandkoming van een discipline.

Als we meer willen weten over dit ontstaan, en iets willen bewaren van dit cultureel erfgoed is verder onderzoek naar het werk, en de omstandigheden waarin het tot stand kwam, noodzakelijk. Zeker nu de uiterste houdbaarheidsdatum van veel werken uit deze periode nadert, is het van groot belang te achterhalen hoe (en of) vernieuwing mogelijk is.

De tuin en het landschap belichamen -respectievelijk op kleine en grotere schaal- de heersende opvattingen van de mens over zijn omgeving. Zij vormen zo een levend, groeiend en bloeiend wereldbeeld waar in de loop van de tijd nieuwe lagen en betekenissen aan toegevoegd worden: kortom, een te koesteren levende cultuurhistorie.