Feature

Probleemwijken

Terwijl gesteggel over geld het landelijke debat over de prachtwijken bepaalt, wordt in de aandachtswijken zelf van alles geprobeerd om de situatie te verbeteren: van het opknappen van woningen tot het opzetten van netwerken die de sociale cohesie moeten versterken. De wens om problemen op te lossen kan ook doorslaan in een al te lichtzinnige aanpak.

In Amsterdam zijn vier interdisciplinaire teams van studenten van de Universiteit van Amsterdam bezig om hardnekkige problemen aan te pakken. Het gaat om hangjongeren in de Indische Buurt, onbereikbare allochtone vrouwen in Amsterdam-Noord, het aanzien van het Damrak als entree van de hoofdstad en de onbestemde ruimtes onder de ringweg A10 in Amsterdam-West. Het zouden stuk voor stuk hoofdpijndossiers van de stad zijn, die door ambtenaren en welzijnswerkers al jaren niet opgelost kunnen worden.

Het action research project van de UvA is bedoeld om eens op een andere manier onderzoek te doen. Studenten verlaten de collegebanken en verruilen theoretische verhandelingen voor het echte leven op de straat en proberen daar ook nog eens direct invloed op uit te oefenen. Volgens de voormalige Amsterdamse gemeentesecretaris Erik Gerritsen – nu kennisambassadeur voor de UvA en de man achter het project – kan het geen kwaad als de studenten met een frisse blik en onorthodoxe aanpak de aanval inzetten. Toch is dat nog maar de vraag, zo bleek tijdens de debatavond Designing new futures, engineering creative thinking op 1 april in Felix Meritis waar onder meer het work in progress van de studenten werd besproken.

Voor dit artikel beperk ik mij tot de sociale projecten, de hangjongeren in het oosten en de allochtone vrouwen in het noorden van de stad. In Noord hebben de studenten posters gemaakt die zij in de openbare ruimte hebben opgehangen. Daarop is een allochtone vrouw met een hoofddoek te zien die thuis op een bank zit. Haar gezicht is onherkenbaar gemaakt en onder de foto staat een emailadres en de tekst: ‘Wat doet jouw zus eigenlijk?’

De vraag is wie hier nu aangesproken wordt. Is het de bedoeling dat de vrouwen zelf reageren in de hoop om gered te worden uit de benarde situatie waarin ze naar het schijnt verkeren? Die kans lijkt uitermate klein, niet alleen omdat het onduidelijk is wie achter de postercampagne zit, het is ondenkbaar dat de vrouwen door deze actie ineens massaal opstaan en om hulp vragen. Bovendien is het niet helder met welke problemen ze dan te maken hebben, noch hoe groot de groep is, waar ze behoeften aan hebben, et cetera. Het zijn allemaal vragen die in het action research blijkbaar overgeslagen mogen worden. Het geeft blijk van een ondoordachte aanpak. De conclusie van het onderzoek voel je al aankomen: we hebben hier inderdaad met moeilijk bereikbare vrouwen te maken.

Het grootste probleem is dat de mensen om wie het echt gaat geen rol spelen in deze manier van ‘onderzoek’. Zo lang dat contact er niet is, werkt de schreeuwerige campagne contraproductief omdat die tot stereotypering leidt: de posters in Noord plaatsen iedere allochtone vrouw met een hoofddoek in de hoek van zielig en ongelukkig die geholpen moet worden.

Hoewel onbedoeld is het resultaat dat we niet weten wat de werkelijke problemen van de vrouwen zijn, maar dat zij als groep juist geproblematiseerd worden.

de afbeeldingen maken deel uit van de presentatie van die avond

Vergelijkbare bezwaren gelden voor de ‘interventies’ in de Indische Buurt in Amsterdam-Oost. De studenten die zich daar met hangjongeren bezighouden, wijzen erop dat de multiculturele volksbuurt een van de veertig prachtwijken is, ‘mensen last hebben van hangjongeren op straat’ en ‘er al jaren problemen zijn op het gebied van welzijn’. Alle aanleiding dus om in de buurt eens navraag te doen hoe – jawel – een buurthuis eruit moet komen zien. De studenten kwamen op het lumineuze idee om een vel papier in de openbare ruimte op te hangen met de vraag wat bewoners van een buurthuis verwachten. De studenten waren tevreden met de eerste resultaten omdat hun actie reacties had opgeleverd die naar hun eigen zeggen varieerde van minder vriendelijke bewoordingen tot werkelijke wensen. Op zich een goed bedoeld initiatief maar helaas, twee straten verderop is al een buurthuis gevestigd. Los van de vraag of iedere bewoner van een prachtwijk op een buurthuis zit te wachten, is het resultaat slechts verwarring: ‘hadden we dan geen buurthuis?’, ‘kunnen we nu echt zeggen hoe dat buurthuis er uit komt te zien?’ Verwarring kan een doel op zich zijn, maar dat lijkt hier niet het geval te zijn. Tegelijkertijd is het de vraag of de gezochte hangjongeren op deze manier worden bereikt.

Het andere idee van de studenten in dezelfde buurt is ronduit genant. Terwijl een van hen stond te filmen, stapte een ander verkleed in een bijenpak – u leest het goed, een student vermomd als levensgrote bij – op niets vermoedende passanten af om ze eens een lekkere knuffel te geven. De vraag is gerechtvaardigd wat hier de bedoeling is: reactie uitlokken, iets vrolijks in de buurt brengen? De kijker blijft in het ongewisse en in het gepresenteerde filmpje zie je natuurlijk niet de mensen die er helemaal niets mee te maken willen hebben, wel anderen die met plaatsvervangende schaamte de opdringerige bij op gepaste afstand proberen te houden.

Of het terecht is dat de Indische Buurt als prachtwijk is aangemerkt kan betwist worden. Die beoordeling is gebaseerd op cijfers van inmiddels vijf jaar geleden, terwijl op het gebied van veiligheid, huizenprijzen en algehele oordeel over de buurt juist in die jaren een stijgende lijn te zien is. Bovendien zijn de problemen met hangjongeren de afgelopen jaren eerder af- dan toegenomen. Dat wil niet zeggen dat de Indische Buurt een buurt zonder zorgen is, maar die hebben vooral te maken met armoede. Gehang op straat is daar wellicht gedeeltelijk een uiting van, maar is ook – tot op zekere hoogte – gewoon onderdeel van het leven in de stad.

Het resultaat van de interventies is ook hier contraproductief: de Indische Buurt wordt door dit ‘onderzoek’ ten onrechte opnieuw bestempeld als dé plek in Amsterdam waar problemen met hangjongeren bestaan. Het is zeer te betwijfelen of dat daadwerkelijk het geval is.

Met andere ogen naar de problemen in de stad kijken, kan geen kwaad, zegt Gerritsen. Daar kan je natuurlijk nooit tegen zijn, maar als de besproken projecten als innovatieve aanpakken voor het oplossen van problemen in de hoofdstad worden gezien, dan ligt hier toch een probleem.

Het aanpakken van aandachtswijken vraagt om zorgvuldigheid en we moeten oppassen om die buurten als ruimtes te beschouwen waar alles geoorloofd is. Misschien kunnen de studenten beter terecht aan de doodse Zuidas, ook een hoofdpijndossier van Amsterdam. Ik vermoed dat een student in een bijenpak daar tijdens de vrijdagmiddagborrel nog op enig enthousiasme kan rekenen.