Recensie

Ik forens, dus ik besta

Onlangs stapte ik de trein in, op weg naar mijn werk. Ik ging op de plaats zitten waar ik normaal ook altijd zit en pakte de krant uit mijn tas. Iets trok echter mijn aandacht, iets wat anders was dan anders en me daarom verontrustte. Ik keek om mij heen en zag wat het was: ik herkende geen medepassagiers die normaal gesproken ook met deze trein reizen.

De vertrouwde gezichten zag ik niet en in plaats daarvan keek ik in onbekende gezichten. Een klein moment van verontrusting maakte zich meester over mij, zit ik wel in de goede trein? . Heel onbenullig natuurlijk, deze verontrusting. Toch maakt juist dit gevoel veel duidelijk hoe routineus de dagelijkse reis tussen huis en werk eigenlijk plaatsvindt. In mijn geval: hoe ik naar het station fiets, waar ik mijn fiets stal, waar ik ga zitten en hoe gehecht ik aan mijn eigen dagblad ben. Elke ochtend mijn eigen wereld, ook al zit ik met talloze andere mede-forensen voor kortere of langere tijd op enkele tientallen vierkante meters. Ik ken deze mensen niet – maar ik herken ze blijkbaar wel. Ze behoren bij het decor van mijn reis. Om het te generaliseren: de forens reist op routine, en tijdens de reis leeft in zijn eigen wereld van de krant, i-pod, gsm, laptop of het tekort aan slaap. De grenzen van deze werelden worden alleen doorbroken als er iets ongewoons gebeurt, ook dat is heel herkenbaar: bij een grote vertraging, een al te hard gevoerd telefoongesprek, een ongeval, dan spreken we met elkaar, zij het soms zonder woorden.

Museum Hilversum had dan ook geen betere titel kunnen bedenken voor de tentoonstelling over ‘de wereld van de forens’ dan Routine. In de bovenzaal van het museum worden de achtergronden belicht van het ‘forenzen’. Het is een typisch modern verschijnsel – de opkomst van de forens valt logischerwijs samen met het proces van suburbanisering. In vogelvlucht wordt het verhaal verteld van de moderne stad, van Le Corbusier en zijn megalomane ideeën, van ruim baan voor de auto, van de voor- en naoorlogse uitbreidingen tot en met de Vinex-wijk en het snelwegenlandschap dat daarbij hoort. Geen nieuwsvoor ieder die zich met ruimtelijke ordening bezig houdt: welvaart en mobiliteit nemen toe, en dus kan de werknemer op afstand van het werk wonen, de stad ontvluchten en in de idylle van het landschap wonen.

In heel Nederland reizen inmiddels 5,2 miljoen mensen heen en weer naar hun werk. De idylle van het buiten wonen wordt bekocht met de hectiek van het spitsverkeer, de frustratie van de file en het tekort aan zitplaatsen in de trein. Dat dit geen typisch Nederlands probleem is, blijkt wel uit de tal van fragmenten uit films en documentaires die op de tentoonstelling te zien zijn. De buitenwijk en de mobiliteitsmachine is doorgedrongen tot de literaire en filmische canon: van de midlife crisis in een verveelde buitenwijk in American Beauty en het nooit tot rust komende verkeer en de overvolle metro’s in ‘On a Wednesdaynight in Tokyo’. Een beetje clichématig, toch zal het helpen ons deze ruimte eigen te maken, stelt Jan-Hendrik Bakker in zijn recente boek ‘Welkom in Megapolis’. Voor de architectuur ligt hier een opdracht – is een narratieve architectuur mogelijk die ook de ruimte van de buitenwijk en de snelweg een zekere continuïteit verleent, in ruimte en tijd?

De benedenzaal is gereserveerd voor maquettes en tekeningen van hedendaagse infrastructurele projecten: het station (van Koen van Velsen) in Breda, de huidige standaardstations van de NS (zoals die van Vleuten), de bushalte van Maurice Nio in Hoofddorp, enzovoort. Op de achterwand zijn hier de verbazingwekkende statistiek achter het forenzen in beeld gebracht. De trein-forens reist gemiddeld 72 km en heeft 2,1 m2 tot zijn beschikking. De auto-forens reist daarentegen gemiddeld 44 km naar zijn werk en heeft 4,4 m2 ter beschikking. De meestbezocht winkel op het station is de AH ToGo, de meest gelezen krant in de trein de Metro. De populairste lease-auto van 2007 was de Opel Vectra, op de voet gevolgd door de Opel Astra. Skyradio wordt het meest frequent beluisterd tijdens een autorit – de radio staat gemiddeld 11 minuten aan. Enzovoort.

Dergelijke statistiek is natuurlijk niets zonder interpretatie – die interpretatie wordt geleverd door de foto’s van Ivo van der Bent, waarvan er ook een afgedrukt is op het tentoonstellingsaffiche. Deze foto is genomen door een autoraam en toont  een vrouw  die in de file muziek luistert en haar make-up bijwerkt. Ook de andere foto’s van Van der Bent zijn treffend (al worden de foto’s als dia’s getoond, en zijn ze afhankelijk van de lichtval niet altijd gemakkelijk te zien): mannen en vrouwen aan het snoepen, telefoneren, gamen, slapen, computeren en muziek luisteren, ofwel door het portierraam genomen, ofwel tegen de achtergrond van treinbanken. De foto’s registreren slechts, maar wie forenst herkent de beelden.

Hoe enkele beelden de forens als een routinedier zo treffend kunnen verbeelden! Onbeantwoord blijft de vraag hoe het komt dat de mens een dagelijks terugkerende handeling omzet in een routinematig handelen. Maar dat is een sociologisch vraagstuk, dat in het korte bestek van een tentoonstelling moeilijk te verbeelden en te beantwoorden is.