Feature

De positie van islamitische architectuur in Europa

Over de oorsprong en beeldtaal van islamitische architectuur blijken in West-Europa veel misverstanden te bestaan. Architectuurhistoricus Christian Welzbacher en de architecten Hüsnü Yegenoglu, Wilfried van Winden en Paul Böhm debatteerden op 29 mei onder leiding van Martien de Vletter over dit onderwerp tijdens het Euro Islam Debat in het NAi.

“Toen de Ottomanen Constantinopel veroverden in 1453 werd de van oorsprong orthodox katholieke Aya Sofia omgedoopt tot moskee. De architectuur bleef daarbij in grote lijnen behouden. Vervolgens werd de koepel als belangrijkste stijlelement gekopieerd bij de bouw van nieuwe moskeeën. De huidige vormgeving van de moskee is dus ondenkbaar zonder katholieke invloeden. De identiteit van religieuze architectuur is dus niet statisch maar kan veranderen in de tijd”, zo stelde Hüsnu Yegenoglu, een Turks/Nederlandse architect die het debat over de invloed van de Islam op Europese architectuur mocht openen in het NAi. Daarmee was de toon gezet.

Christian Welzbacher, publicist over nieuwe moskeeën in het Westen stelde vervolgens dat het kenmerkende gebruik van een islamitische geloofsruimte mogelijk nog meer de essentie van de moskee in zich draagt dan de architectonische representatie van het gebouw. Een kenmerkend gebruik dat zichtbaar wordt door bijvoorbeeld de schoenenwand, een gebedsruimte gericht op Mekka en een toiletgroep die juist niet gericht is op het Oosten.

Architect Paul Böhm, prijswinnaar van het ontwerp voor een moskee in Keulen was van mening dat de evolutie van de moskee-architectuur erg traag verloopt en ver achter loopt op de ontwikkeling die heeft plaatsgevonden in de vormgeving van de katholieke architectuur.

Wilfried van Winden, architect van de Essalam moskee in Rotterdam, stelde ten slotte dat de vormgeving van de moskee in belangrijke mate in handen ligt van de opdrachtgevers, die nog vaak een conservatieve achterban hebben, en ‘als architect dien je je dienstbaar op te stellen naar de wensen van de opdrachtgever’, aldus van Winden.

Een discussie over de vormgeving of stijl van de moskee werd door deze stellingen van de sprekers bemoeilijkt. Identiteit is niet statisch dus irrelevant. Vooral de stelling dat de typologie van de moskee een minimale evolutie heeft doorgemaakt, maakte het voor de aanwezige bezoekers lastig om een discussiepunt te formuleren.

De door Welzbacher opgeworpen stelling dat de geloofservaring mogelijk belangrijker is dan de typische gebouwvorm werd in Martien de Vletters presentatie geïllustreerd met beelden van de door Le Corbusier ontworpen Kapel van Ronchamp. Deze a-typische kapel is niet gelijk te plaatsten binnen de bekende kerktypologieën, maar roept door de organisatie van het licht, de ruimte en de sculpturale vormen toch een religieuze ervaring op. Ook de Moskee van Bektas werd genoemd als een voorbeeld, waarbij opnieuw de organisatie van licht en schaduw een authentieke religieuze ervaring oproept die rijker is dan een kopie van historische stijlelementen. Deze stijlelementen zijn ontstaan in andere sociaal-culturele omstandigheden en daardoor vandaag niet meer te reproduceren. “De letterlijke toepassing van deze historische vormentaal leidt al snel tot een soort Efteling-architectuur”, aldus Hüsnu Yegenoglu.

De relevantie van maatschappelijke ontwikkelingen betreffende de invloed van de islam in het westen kwam aan het einde van het debat ook nog ter sprake, waarbij de seculiere westerse moderniteit en het religieuze traditionalisme voorzichtig tegenover elkaar werden geplaatst. Yegenoglu stelde dat de discussie om deze reden in het westerse discours veel te beladen en oppervlakkig wordt gevoerd terwijl deze discussie in bijvoorbeeld Turkije veel breder is. De discussie in Turkije richt zich juist op de vormgeving van de moskee zelf en gaat nauwelijks in op de schijnbare tegenstellingen tussen islamitische en westerse vormgeving. Ook tijdens dit debat in het NAi werd de identiteit van ‘heimwee-architectuur’ door vroege migranten, geplaatst tegenover de meer hedendaagse vormgeving van bijvoorbeeld de door Memar.Dutch ontworpen ‘poldermoskee’.

Samengevat blijkt de focus van de discussie over de invloed van de islam op de Europese architectuur nog niet helder te duiden. Dient de architectuur van moskeeën een generieke kwaliteit te krijgen en zich te richten op de religieuze beleving in plaats van op het kopiëren van culturele relieken zoals de minaret en de koepel? Dient de architectuur van een moskee een relatie te leggen met de westerse realiteit van Europa? Of dient de architect zich dienend op te stellen naar de opdrachtgever en een antwoord te geven op zijn wens voor behoud van identiteit? Het antwoord bleef tijdens het debat onder leiding van Martien de Vletter in het midden, maar biedt zeker ruimte voor meer ondervraging en onderzoek.