Recensie

Tell it like it is!

Het Paleis van Justitie in Arnhem werd in 2006 voorzien van een aantal kunstwerken van de Amerikaanse kunstenaar Sam Durant. De opdracht kwam tot stand in het kader van de percentageregeling van de Rijksgebouwendienst, die meteen ook als adviseur optreedt. En daar schort het, vindt Frank Hemeltjen.

Ik werd benaderd met de vraag of ik een artikel over kunst in de openbare ruimte wilde schrijven en dan met name over een werk van Sam Durant. Ik had echter nog nimmer van deze kunstenaar gehoord en dus ook nooit een werk van hem onder ogen gehad. Het betreffende werk bleek zich nota bene in mijn eigen stad, Arnhem, te bevinden. Het bestaat uit een aantal lichtbakken; een grote op, en enkele kleine in het voormalige belastingkantoor, het huidige Paleis van Justitie. Dit gebouw ligt in Arnhem pal naast de-brug-die-te-ver-was voor generaal-majoor John Frost in 1944.

De lichtbakken waren me 's nachts al vaak opgevallen, vanwege de nogal platte teksten die ze bevatten: 'No lie can live forever', 'Justice' en 'Tell it like it is'. Het zijn slogans die je, haastig neergeschreven, op het toilet van een jongerencentrum zou kunnen aantreffen. Alle drie in een verschillend slordig handschrift op een felgekleurde ondergrond. Ik had al zo’n vermoeden dat het om kunstobjecten moest gaan…

Het moge duidelijk zijn, de lichtbakken vormen in mijn ogen geen verrijking van het straatbeeld. Maar waarom storen ze me dan? Eenvoudigweg door de manier waarop ik, als passant, wordt aangesproken door het werk: een platte slogan, in een slordig onregelmatig handschrift genoteerd, met gebruik van 'goedkope' kleuren. Alles bij elkaar opgeteld levert dit op deze plek geen uitgelezen kunstwerk op. Ik vind dat een werk in de publieke ruimte een mate van hoffelijkheid mag tonen naar de voorbijganger.

Is het daarmee een slecht werk? Ik vind het in deze context geen goed werk.

Is Sam Durant daarmee een slecht kunstenaar? Nee, in tegendeel, ik ben zelfs van mening dat het een hele goede kunstenaar is!

Ik heb wat gegoogeld en via de publicatie, die onlangs ter gelegenheid van het Arnhemse kunstwerk is verschenen, kennis van zijn werk kunnen nemen. Hetgeen ik heb gezien en gelezen heeft me doen overtuigen dat Sam Durant een zeer goede kunstenaar is. Maatschappelijk bevlogen, maar vooral gericht op de Amerikaanse politieke geschiedenis. Een kunstenaar die de slogans op de borden die werden meedragen in de protestdemonstraties van de Amerikaanse burgerbeweging letterlijk kopieert, als zelfstandige teksten hanteert en ze in Nederland op het Paleis van Justitie plaatst, poneert een gedurfde stelling. Maar die Amerikaanse geschiedenis laat zich niet zomaar transponeren naar een Nederlandse of zelfs Arnhemse situatie. En daarom gaat dit werk nu mank.

Het mislukken van een kunstopdracht kan je niet alleen bij de kunstenaar neerleggen. Sterker nog, zijn werk in Arnhem toont juist aan dat je voor goede kunst in de openbare ruimte behalve een goede kunstenaar ook een equivalent als opdrachtgever nodig hebt.

Waar ging het hier dan mis? Ten eerste: de opdrachtgever, het Openbaar Ministerie, vraagt een beeld dat in de publieke ruimte functioneert. Ten tweede: de opdrachtgever wil dat het beeld iets over de inhoud van de werkzaamheden, en de motivatie om dat werk te doen, onthult.

Echter de locatie (waar en hoe staat het werk?), het onderwerp (waar moet het werk over gaan?), de functie (wat beoogt het werk?), en het medium – in dit geval lichtbakken, een instrument uit de reclame – bepalen mede de context waarbinnen het werk zich laat verklaren.

Verder is de kunstenaarskeuze, in dit geval Sam Durant – een Amerikaans kunstenaar die zijn inspiratie vooral uit sociaal maatschappelijke structuren haalt – natuurlijk de andere factor die de uitkomst bepaalt.

De adviseur van het Openbaar Ministerie, de Rijksgebouwendienst, moet die context klip en klaar beschrijven om tot een heldere opdrachtformulering en kunstenaarskeuze te kunnen komen. Maar zoals hier blijkt is dat geen makkelijke klus.

Sam Durants werk in Arnhem brengt een groot nadeel van de werkwijze van de adviseurs van de Rijksgebouwendienst helder aan het licht. De Rijksgebouwendienst is een centraal geleid orgaan dat geen binding heeft met de locaties of gebouwen waar ze opdrachten voor formuleren, behalve dat het (semi-)overheidsgebouwen betreft. De context is voor hen immer een abstractie, een concept dat invulling behoeft. Zij werken zelf niet in het gebouw, beleven de corperate identity van de organisatie niet of hoe de buitenwereld op de organisatie reageert. En nu juist bij kunst in de openbare ruimte is het rekening houden met de hierboven beschreven site specific elementen van groot belang voor het welslagen van een opdracht.

De slogans 'No lie can live forever', 'Justice' en 'Tell it like it is', slaan natuurlijk direct terug in het gezicht van het openbaar ministerie, dat gesprekken tussen advocaten met verdachte Hells Angels onterecht afluistert, de Schiedammer Parkmoord in een doofpot stopt en Lucia B. veroordeelt op totaal ongegronde statistieken. De opdrachtgever op afstand, de Rijksgebouwendienst, moet dat natuurlijk inzien en het openbaar ministerie daarvoor behoeden.

Maar ja, context is een makkelijk te definiëren maar moeilijk in te leven begrip…