Feature

Het klimaat en de gevel

Klimaat is hot en gebouwen gebruiken veel energie. Tijdens het op 5 juni in Delft gehouden symposium The Future Envelope 2 richtte de aandacht zich dan ook op klimaatvriendelijke gevels. De vraag is echter of de nieuwe geavanceerde gevels in Nederland kunnen worden gerealiseerd.

‘Als we één ding kunnen leren van het laatste nieuws over klimaatverandering dan is het dat we gebouwen niet meer zonder een klimaatconcept kunnen maken’ zegt professor Ulrich Knaack, hoogleraar constructietechnieken in Delft, bij de opening van het symposium. De gevel speelt een essentiële rol bij deze taak. Sterker nog, de gevel kan bijna alle energie en comforteisen vervullen. In het meest ultieme visioen zijn alle installaties en functies verschoven naar de gevel. Omdat deze daarnaast moet voldoen aan toenemende veiligheidseisen, vaak een communicatieve functie heeft en er liefst spectaculair uit moet zien, is het niet verwonderlijk dat de geveltechniek steeds complexer wordt. De eenvoudige baksteengevel met ramen verliest in de kantorenmarkt terrein aan volledig geïntegreerde gevelmachines waarin alle installaties zijn opgenomen.

Nico Kremers, voorzitter van de VMRG (Vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche) constateert dit ook. ‘Wij moeten af van de afzonderlijke gevelspecialisten. De toekomst is aan geïntegreerde totaalconcepten.' De gevelbranche moet zijn kennis gebruiken om deze verschuiving tot stand te brengen. ‘De kennis is er wel, alleen is het nog teveel versnipperd’, aldus Kremers. Hij wil daarvoor de gevelbranche sterk vernieuwen. In zijn toekomstvisioenen ziet hij een innovatieve, multidisciplinaire en geïntegreerde bedrijfstak die het gehele proces van ontwerp, engineering en uitvoering begeleidt. Logisch dat de voorzitter van een brancheorganisatie dit ambieert. Ik kom hier nog op terug, eerst een uitstapje naar het buitenland.

Andrew Watts, van het Londense bureau Newtecnic, specialiseerde zich in het ontwerpen en uitwerken van complexe, uitdagende gevels. Zijn bureau wordt ingeschakeld bij prestigieuze internationale projecten. In zijn ontwerpen vult hij de architect aan. Waar de architect het totaalbeeld beschrijft, een lotusbloem bijvoorbeeld, zoekt hij naar de structuur en de techniek waarmee dat te realiseren valt. Een complex meetkundig proces waarin gezocht wordt naar maakbare structuren om de droombeelden te kunnen realiseren. Met studies voor het Okhta gebouw in Sint Petersburg toonde Watts op het symposium zijn werkwijze. Nadat de architect zijn visioen beschreven heeft, werkt zijn team dit uit in verschillende realistische gevelstructuren. In onderling overleg met de architect wordt een keuze gemaakt die vervolgens verder geoptimaliseerd wordt.

Is de focus van Andrew Watts en zijn team primair gericht op de geometrische structuur van de gevel, Kurt Pfenninger van het bureau van Emmer Pfenninger Partners heeft een meer geïntegreerde benadering van de gevel. Ook dit eenentwintig man sterke bureau legt zich volledig toe op de gebouwenvelop en werkt voor toonaangevende gebouwen als Prada Tokyo van Herzog & de Meuron, Foster’s Swiss Re en de Keulse Peek & Cloppenburg van Piano. Anders dan het bureau van Watts richten zij zich minder op de spectaculaire geometrie van de gevels, de focus ligt op een geïntegreerd functioneren van de gevel. Geometrie, bouwfysica, materiaalkunde, techniek, esthetiek en economie komen hier bij elkaar.

gevel voor kantoorgebouw Westraven, cepezed

Terug naar de Nederlandse situatie. In Nederland ontbreken gespecialiseerde geveladviesbureaus. De weinige bureaus die zich met geveladvies bezighouden richten zich vooral op schadeonderzoek en preventie. Jan Pesman van cepezed heeft in zijn rijke geschiedenis dan ook veel zelf moeten uitproberen. Deze ervaring heeft hij gebruikt voor de gevel van Westraven, het nieuwe kantoor van Rijkswaterstaat in Utrecht. Rijkswaterstaat wilde dit gebouw uit de jaren zeventig handhaven en uitbreiden. Voor het comfort werd geëist dat alle kantoren te openen ramen zouden krijgen. Normaal is dit weinig realistisch voor de hoog gelegen kantoorverdiepingen in een oude toren. cepezed’s vondst was even simpel als geniaal: een dun geweven fiberglas doek als voorhanggevel. Hoewel open en transparant, reduceert dit doek de windsnelheden aanzienlijk waardoor de ramen erachter open kunnen. Een techniek waarmee cepezed al in 1992 ervaring opdeed bij de windschermen op het Plein  der Verenigde Naties in Zoetermeer. cepezed is een bureau dat door zijn ervaring en contacten voldoende kennis heeft weten op te bouwen om nieuwe oplossingen te bedenken én uit te werken. Voor de meeste Hollandse bureaus is dit echter niet weggelegd, en behoort het inschakelen van dure buitenlandse geveladviseurs evenmin tot de mogelijkheden.

Maar als gevels toch steeds geavanceerder worden, hoe komen ontwerpers dan aan de noodzakelijke informatie in de ontwerpfase. De kennis ligt nu grotendeels bij de gevelbouwers, ontwerpers hebben een aanjaagrol. Volgens Bert Lieverse, van de Europese gevelbrancheorganisatie Faecf, ligt het probleem bij de architecten, ‘zij participeren te weinig’. Deze stelling vond weinig weerklank. Waarschijnlijk ligt het probleem veel meer bij de aanbestedingstructuur waarbij gevelbouwers (als onderaannemers) huiverig zijn om hun kennis in een vroeg stadium op tafel te leggen, bang als ze zijn er na de aanbesteding uit te liggen. Met projecten als Slimbouwen® of Levende Gevel® (let op de vele ® symbolen, Kremers had ook nog Gevelsector® in de aanbieding) ontwikkelt de branche initiatieven om de bestaande structuur te doorbreken en ontwerp en kennis in een vroeg stadium bij elkaar te brengen. En natuurlijk, om de gevelbranche in een betere uitgangspositie te manoeuvreren: dichter bij de voorbereiding en niet onder maar naast de aannemer. Een ander idee is wellicht dat de grote gevelbouwers een conceptteam opstellen dat architecten in de eerste ontwerpfase assisteert bij de ontwikkeling van gevelsystemen.

Voor de slotspreker van de dag, architect Stephan Behnisch, hoeft het allemaal niet zo ingewikkeld. Deze zoon van de legendarische Gunter Behnisch werkt zowel in Europa als in de Verenigde Staten en stelt de gevel vooral in dienst van de comfortbeleving van de gebruiker. (Voor de Europese gevelbouwers heeft hij overigens nog een tip: ’Ga naar de Verenigde Staten! Gevels zijn daar twee keer zo duur als in Europa en de helft minder in kwaliteit. Succes verzekerd.') In het gebouw van Harvard nuanceert hij het idee van de gevel als ultieme technologische scheiding tussen binnen en buitenklimaat met een antwoord op elke eis. Zijn universiteitsgebouw kent vijf klimaatzones, van het ver gereguleerde laboratorium tot de ongeconditioneerde corridor. Op sommige plekken mag de temperatuur dertig graden worden, in de laboratoria dient zij zeer constant te zijn. Er bestaat dan ook niet één gevel die alles moet oplossen. Zo langzamerhand kan de gevel alles, maar de vraag die Behnisch oproept is of we dit ook altijd moeten willen. Een rustgevende eindgedachte van een dag vol spectaculaire gevelprestaties. Met gezond verstand kom je een heel eind.