Wat is er bijzonder aan Amerikaanse ambassades en welk effect hebben deze gebouwen op hun context? Architectuurhistorici Wijnand Galema en Jane Loeffler plaatsten maandagavond 8 september op verzoek van het Haagse Architectuurcentrum Stroom de veelbesproken Amerikaanse ambassade in Den Haag in een cultuurhistorisch kader
Stroom heeft afgelopen jaren het debat over een mogelijke herbestemming van de Amerikaanse ambassade van Breuer weten aan te wakkeren. Zo organiseerde ze in 2005 een ideeënprijsvraag. Het winnende ontwerp van Queeste architecten omvatte een voorstel voor de vestiging van het Nationaal Popmuseum in het pand. Internationaal gezien transformeren meerdere ambassadegebouwen in musea. Van alle denkbare programmas zou een museum de ethische en historische lading van dergelijke politiek beladen gebouwen het beste kunnen neutraliseren.
Tracy Metz noemde het gebouw deze avond, duidend op de massiviteit ervan:’the 800 pound gorilla in the room’ en bestempelde het gebouw als ‘a building we love to hate’. Hiermee duidend op de publieke waardering voor het gebouw en de omliggende openbare ruimte. Een aanwezige medewerkster van de ambassade uitte op verzoek van Metz haar mening. Ze noemde het een transparant gebouw met verbluffend materiaalgebruik, waarin het zeer prettig werken is. Ook gaf ze aan dat de ambassade nog steeds goed toegankelijk is voor buitenstaanders en dat er jaarlijks vele studenten worden rondgeleid.
Voorts sprak Metz kort met Duc Boorsma van Buitenlandse Zaken. Boorsma coördineert alle zaken die met de (ver)bouw van Nederlandse ambassades te maken hebben. Het gesprek draaide vooral om themas die de vormgeving van Nederlandse ambassades beïnvloeden. Enerzijds is er het aspect van toenemende onveiligheid en anderzijds kan de aandacht zich richten op trends in de bouwwereld waarmee Nederland zich wil profileren zoals momenteel duurzaamheid. De marginale rol van Nederland op het internationale politieke podium zorgt er voor dat onze ambassades, weliswaar voorzien van kogelwerend glas, niet transformeren tot zwaarbeveiligde forten. De representatie van de ambassades heeft primair het doel Nederland een goed imago te bezorgen.
Keynote speaker Jane Loeffner lichtte vervolgens toe dat de situatie voor de Amerikanen anders is. Hun zijn door de jaren heen altijd ijkpunten van de Amerikaanse cultuur geweest. Ze benadrukte dat het ‘love to hate’ aspect van Breuer’s gebouw vooral als politiek statement gezien kan worden en stigmatiserend werkt voor de opinie over de architectuur. Ze schetste de geschiedenis van Amerikaanse ambassades waarbij eerst gebouwen werden aangekocht om als ambassade te dienen en later architectuur als strategisch middel werd ingezet voor nieuwe ambassades. Eerst was het palazzo archetype de standaard, later, in de jaren 30, werd het plantagehuis geïntroduceerd en het was nog even een idee om replicas van het Witte Huis als ambassade te standaardiseren. Na de Tweede Wereldoorlog omarmden de Amerikanen het modernisme van het gerenommeerde bureau SOM. Deze architectuur, onder andere toegepast bij een consulaat in Frankfurt werd echter te abstract gevonden. Eind jaren 50 bleef de focus op moderne architectuur gericht, maar nu met gevoel voor context. Een speciaal comité moest zorgen voor architectonische continuïteit. Zowel Gropius (Athene), Saarinen (Londen) als Breuer (Den Haag) kregen de opdracht ambassadegebouwen te ontwerpen. Loeffner hield een vurig betoog over de kwaliteit van Breuer’s gebouw, de kwaliteit is nu onzichtbaar geworden doordat het tegenwoordig verpakt is in angst. Deze tendens begon al halverwege de jaren 60 door de Vietnamprotesten. Na aanslagen op Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania eind jaren 90, en zeker na 9-11, nam de bezorgdheid over veiligheid toe. Omdat vele ambassades aangepast of vervangen moesten worden ontwikkelden de Verenigde Staten een nieuw ambassadetype. Het zogenaamde Standard Embassy Design (SED) moet ervoor zorgen dat de nieuwe ambassades representatief, snel te bouwen, goedkoop en vooral goed beveiligd zijn. Omdat veiligheidsmaatregelen de toon aangeven in plaats van architectuur heeft dit geleid tot een soort schijnrepresentativiteit die totaal losstaat van de context. SED is overal toe te passen met een gegarandeerde kwaliteits- en veiligheidsstandaard. Loeffner gaf aan dat in haar ogen de veiligheidsaspecten door goed ontwerp een plek moeten krijgen in Amerikaanse ambassades. De Amerikaanse ambassade in Nederland zal gaan verhuizen naar Wassenaar, waar meer ruimte is voor een goede beveiliging. Het gebouw van Breuer zal, verlost van zijn last, een nieuwe toekomst tegemoet gaan.
Wethouder Marnix Norder heeft naar aanleiding van Galema’s rapportage toegezegd het gebouw te behouden en (eventueel) tot rijksmonument uit te roepen. Het is nu aan de gemeente Den Haag om de publieke opinie te keren. De fotos van Jan Versnel zouden hierbij kunnen helpen. Toekomstige functie? Veiligste antwoord: een museum natuurlijk; maar de echte vraag is of het krachtige gebouw van Breuer wel een neutraliserend programma nodig heeft. Misschien kan deze architectuur, zodra volledig toegankelijk, het tegendeel van de publieke opinie zelf bewijzen. Dat maakt meteen een scala aan andere bestemmingen mogelijk.
Waarom is er zon groot contrast tussen de meningen van de buiten- en binnenwereld van de ambassade? Architectuurhistoricus Wijnand Galema kreeg van de gemeente Den Haag opdracht een cultuurhistorische verkenning uit te voeren om de waarde van dit gebouw voor zijn context te duiden. Ook beschouwde hij de internationale context. Dat spoor leidde hem naar Washington waar hij sprak met Jane Loeffner. Loeffner is architectuurhistoricus en schrijfster van het boek Architecture of Diplomacy dat handelt over de architectuur van Amerikaanse ambassades. Galema beperkte zich in zijn lezing tot de directe context van het gebouw.
Galema gebruikte de quote van Bauhaus architect Breuer Form follows Function, but not always om duidelijk te maken dat Breuer weliswaar als architect functionalistisch was ingesteld, maar tevens invloeden uit de context liet meewegen. Dit komt vooral tot uiting in het gebruik van natuursteen in de gevels, in plaats van de gebruikelijke stroken glas bij Bauhausarchitectuur. Galema benadrukte dat het gebouw zich in de oorspronkelijke staat subtiel verhield tot de bestaande en toekomstige context. De twee hoofdvolumes, verbonden door een glazen sluis, en de annex vormden een transparant ensemble dat zich enerzijds richtte op de tegenovergelegen Schouwburg en anderzijds op de Lange Voorhout. Breuer herhaalde het balkon van het Escherhuis in de gevel. Tevens anticipeerde hij op de ontwikkeling van grootschalige gebouwen aan de Korte Voorhout. Deze ontwikkeling kwam er ook met de bouw van de Franse ambassade, het kantoor van Equity & Law en het Ministerie van Financiën. Het voor velen onbekende interieur herbergt talloze subtiele details en is tot op de deurknoppen ontworpen door Breuer. Slechts de meubels zijn niet door Breuer ontworpen. Galema toonde vervolgens schitterende zwart-wit fotos van wijlen fotograaf Jan Versnel die het gebouw veel eer aandoen. Ze communiceren op overtuigende wijze de waarde die het gebouw kan hebben voor de openbare ruimte en de waarde van het interieur voor een toekomstig programma. De argumenten dat het gebouw detoneert met de context en een vijandig karakter heeft, zijn hiermee door Galema ontkracht.