Recensie

Atelier Malkovich

November vorig jaar schreef de Amsterdamse stichting Kunstuitingen Nieuw en Meer een ideeënprijsvraag uit voor het ontwerpen van nieuw type atelierruimte. Atelier Malkovich noemde ze de prijsvraag. De acht winnende ontwerpen worden nu schaal 1:2 gepresenteerd op het terrein van het kunstenaarscomplex.

De opgave van Atelier Malkovich luidde: ‘ontwerp een vernieuwend en functioneel ateliergebouw dat voldoet aan de gewijzigde werksituatie van de kunstenaar'. Maar liefst 77 architecten kropen in het hoofd van de kunstenaar en maakten een voorstel, acht daarvan zijn er nu gerealiseerd.

Ik nam de fiets om naar Atelier Malkovich af te reizen. Een snelle blik op de kaart leerde mij dat de snelste route van huis naar Nieuw en Meer via de Johan Huizingalaan liep. Al trappend over deze oersaaie laan moest ik denken aan een van Huizinga’s belangrijke wetenschappelijke studies met de levendige titel, “Homo Ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. De historicus was ervan overtuigd dat ‘de menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel.’ Het spel waar Huizinga over schrijft is meer dan een potje hoedje-wip. Het is een ernstige aangelegenheid, net zo zeer als het spel ontwerpen dat is.

Dat door de winnende architecten bloedserieus is gespeeld, is te zien op het veldje van Atelier Malkovich. De acht paviljoens zijn in detail en materiaal zeer zorgvuldig uitgevoerd. Tegelijkertijd spreekt een zekere onbevangenheid uit de bouwsels. Dat komt vooral door  de maatvoering, schaal 1:2. Voor wie de link nog niet heeft gelegd, de titel Atelier Malkovich verwijst naar Spike Jonze’s speelfilm ‘Being John Malkovich’ uit 1999. In deze film krijgt poppenspeler Graig op de de zeven-en-een-halfde verdieping van het Merlin Flemming Building in Manhattan een aanstelling als archivaris. Hij ontdekt er een gangetje dat hem tot het hoofd van John Malkovich leidt. Vijftien minuten lang is hij het bewustzijn van de beroemde acteur, waarna hij bruut uit het hoofd wordt gedonderd en op een troosteloos stukje snelweg beland net buiten New York. Meestal regent het dan.

Het regende ook op het veldje van Atelier Malkovich; troosteloos was het er allerminst. Atelier Malkovich maakt je juist erg vrolijk; de Malkovichmaat dwingt de volwassen bezoekers tot bukken, door kinderen wordt flink geklommen en geklauterd. Met name het paviljoen van Jules Ruyters, Kunst in het park, met zijn labyrintische karakter en grote trappartij dat het dak vormt, leent zich daar perfect voor. Het paviljoen bestaat uit modules die de kunstenaar naar eigen smaak aan elkaar kan schakelen. Op de trap kunnen kunstenaar en publiek elkaar ontmoeten.

Maar er zijn meer parallellen te leggen met de film dan enkel de maatvoering. Zo is het idee in iemands hoofd te kruipen de ontwerper niet vreemd. Verbeelding begint vaak met inbeelding. Verbeelding is ook nodig bij het maken van een gebouw schaal 1:2; stel het ontwerp dat ik maak, is de helft zo klein. Ten slotte wordt ook de bezoeker aangesproken op zijn verbeeldingskracht; stel dit paviljoen is twee keer zo groot. Soms dwingt de architect de bezoeker te spelen met zijn eigen maat, omdat pas dan het serieuze karakter van het gebouwtje doorgrond kan worden. Roger van Bergen ontwierp met Duck and Cover, een bunker waar de kunstenaar zich kan verschuilen voor het gedruis van de buitenwereld. De drukkende beslotenheid wordt pas echt ervaren wanneer je door de knieën gaat; de ramen bevinden zich boven ooghoogte en via een opening in het plafond is enkel de desolate anonieme hemel zien.

Een aantal andere projecten zetten de kunstenaar juist midden in de wereld. Thomas Gillet en Kobbe Nouwens keerden met hun werk Binnen Buiten het atelier letterlijk binnenstebuiten. Zo ontwierpen ze een atelier dat een vloeroppervlak heeft van maar liefst 510.225.000 vierkante kilometer.

Het spiegelpaviljoen ontworpen door Lada Hršak en Daniël Huls gaat nog een stapje verder. De spiegelende wanden bieden een overdosis wereld – misschien nog wel belangrijker – met daarin zichtbaar een wereld met jezelf voor jezelf. Alsof je even uit je eigen hoofd bent geklommen en van een afstandje toekijkt. Wie de zware deuren van het paviljoen opendoet komt er achter dat het gebouw feitelijk de vorm van een donut heeft. In het gat is de tuin. In de ring kan de kunstenaar eindeloos rondjes lopen (en kruipen) tussen alle spullen die hij tot dan toe verzameld heeft.

Cecelia Hendrikx en Anika Ohlering bedachten een atelier met een billboard dat hoog boven de bomen uittorent. De architecten vinden dat de kunstenaar en zijn werk bestaan ‘bij de gratie van het gezien worden’. De billboards zijn georiënteerd op de (snel)wegen die om het terrein liggen.

Al meanderend tussen de wonderlijke bouwsels bedenk ik me dat het atelier de plek bij uitstek is waar het Homo Ludens-zijn wordt onderzocht. ‘Waar de menschelijke beschaving opkomt en zich ontplooit in spel, als spel’. De paviljoens prikkelen de verbeelding. Architect Wytze Patijn die de tentoonstelling opende zei zijn vooraf gefabriceerde lezing niet tevoorschijn te halen. Al dat getheoretiseer, wat deed dat er nog toe bij het zien van zoveel tot de verbeelding sprekende paviljoens. Met ‘Ik beschouw het als een openbare les architectuur’ opende hij de tentoonstelling.

Ik fietste via een andere weg terug naar huis. Slingerend langs de onofficiële, openbare darkrooms van Amsterdam die de fietspaden rond Nieuwe Meer ontsluiten. Bij de Schinkel werd ik uit atelier Malkovich gedonderd. De landing was zacht en het regende niet.