Opinie

Verrommelend landschap, een opruiend probleem

Verrommeling is een typisch voorbeeld van opruiende ruimtelijke ordeningretoriek, vindt Paul Roncken, docent landschapsarchitectuur aan de Wageningen Universiteit.

1 Boerenerf in Sint-Oedenrode: Een klassieke vorm van verrommeling. Aan de andere kant is dit precies de charme van rommel: hier wordt tenminste gewerkt en niet een schone schijn opgehouden.

2 Strandpaviljoen in Rotterdam (foto Monadnock): Een opvallend rood icoon dat uit de lucht komt vallen. Rommelig omdat het de vercommercialisering van de openbare ruimte bevordert. Aan de andere kant helder en goed geplaatst.

3 Landschapspark Duisburg-Noord: Hier zijn we gewend aan geraakt, maar het is natuurlijk rommel. De authenticiteit ervan is echter nog groter, het vertelt namelijk een verhaal dat naar zichzelf verwijst.

Het lijkt al een geaccepteerd oordeel te zijn van de staat van het Nederlandse landschap: verrommeld of aan het verrommelen. Toch wil dit begrip bij mij niet beklijven. De uitzichten vanaf snelwegen lijken te verrommelen, de stadsranden verrommelen en het platteland verrommelt door al die gevarieerde vormen waarmee agrariërs proberen te overleven. Ook mijn jonge kinderen hebben moeite met dit begrip. Als ik ze in de auto vraag “wat vinden jullie van dit landschap?” is het antwoord meestal “mooi” of “gaat wel” of niets. En als ik ze in de mond probeer te leggen om het ‘rommelig’ te vinden, dan kijken ze me verbaasd aan. Hoe kan een landschap rommelig zijn? Spullen die rondslingeren maken iets rommelig, maar dit landschap is toch bewust zo gemaakt? Blijkbaar zijn er verkeerde beslissingen genomen bij het maken van ons huidige landschap (dat er vanuit de lucht na een vliegreis uit willekeurig welk ander land dan ook, telkens weer ongegeneerd strak en geordend overkomt).

Rommel is waarschijnlijk een sterk cultureel bepaald begrip. In de behoefte-pyramide van Maslov zal het waarschijnlijk ergens in het vakje van zelfrespect en vertrouwen staan. Een vakje hoger en de behoefte om iets ‘rommel’ te noemen verdwijnt in zijn geheel, omdat het volgens Maslov het hoogst haalbare is om helemaal geen behoefte te hebben aan zulke oordelen. Het verzet tegen feiten die de ruimtelijke ordening bepalen is mogelijk te verklaren uit een gebrek aan zelfrespect en vertrouwen. Rommel zit tussen je oren. De huidige maatregelen tegen verrommeling in de ruimtelijke ordening kan ik eigenlijk niet anders opvatten, dan staatspropaganda om een collectief idee van goed en fout te ontwikkelen.

Misschien dat beleidsmakers hopen dat in deze opruiende vorm zowel de massa als de grote uitvoeringspartijen zich zullen gaan herkennen in een gebrek aan respect en vertrouwen tegen zoveel in deze maatschappij en dus ook tegenover het landschap, om dit vervolgens te kanaliseren in de richting van voorstellen die worden gedaan om verrommeling tegen te gaan. Dit heeft veel weg van het verkopen van een product dat je eigenlijk niet nodig hebt. Bovendien zijn de oplossingen om verrommeling tegen te gaan buitengewoon naïef door hun eenzijdige kijk op het zogenaamde probleem. In het ingezonden stuk ‘Snelwegpanorama houdt verrommeling van het landschap niet tegen’ (Trouw, 27 augustus 2008) geven Knippenberg en Janssen daarvan een raak voorbeeld Zo stellen zij dat met een selectie van snelwegpanorama’s die volgens de overheid moeten worden beschermd, het probleem van ‘verrommeling’ alleen maar wordt verdrongen naar de plekken die niet beschermd worden.

4 Cinemac bioscoop te Ede: Volgens sommigen een hinderlijke afleiding, volgens anderen een heerlijke uitzondering en verheerlijking van de snelweg als etalageplaats.

5 Marktplein Brandevoort: Kitsch kan ook rommel zijn. Maar stiekem maakt Brandevoort een heel exacte referentie naar de geo-sociale omstandigheden, want het is populair.

6 Priona tuinen van Henk Gerritsen in de winter: Een prachtige voorbeeld van een tuin waarin de planten zichzelf bijna regisseren. Voor sommigen is dit Rommel met een hoofdletter, want wild en chaotisch, schijnbaar zonder plan. Voor anderen is dit de gewenste balans tussen natuur en de wil van één mens.

De retoriek van opruiing is misschien veel interessanter om te onderzoeken. Het zou wel eens pijnlijk zichtbaar kunnen maken wat de Nederlandse ruimtelijke ordening zulke onuitstaanbare trekken geeft. Want is er niet stelselmatig beleid gevoerd om zogenaamde zichtlocaties te ontwikkelen langs snelwegen? Waar bedrijven zichzelf goed kunnen presenteren en tevens bijvoorbeeld als een geluidsbuffer dienen voor de achterliggende woonwijken. En worden precies deze zones nu niet als verrommelend bestempeld? En is er niet even stellig beleid gevoerd om woonwijken te ontwikkelen in de gebieden die niet meer interessant zijn voor de landbouw? Of beleid dat het toestaat om grote bedrijven in de stadsrand te plaatsen die voornamelijk met de auto bereikbaar zijn? En zijn deze beleidsvoorstellen op zichzelf ook niet weer oplossingen voor problemen die op dat moment als onwenselijk zijn bestempeld?

Met andere woorden: volgt het ene opruiende beleid het andere niet op? En in welk tempo: sneller dan onze in regelgeving verdrinkende bouwers kunnen bouwen! De ene beleidsvisie is nog niet gerealiseerd of de volgende zorgt ervoor dat ons collectieve zelfrespect en vertrouwen weer op de proef gesteld wordt. Want wat moet ik als burger nu wel en niet acceptabel vinden? Al die oplossingen klonken toch plausibel toen ze in de vorm van subsidies werden gepropagandeerd? En hoeveel inspraak heeft de massa in deze opruiing? Wie bedenkt zulke producten die je eigenlijk niet nodig hebt?

Verrommeling is een typisch voorbeeld van opruiende ruimtelijke ordeningretoriek. Met opnieuw eenzijdige oplossingen van een probleem waar men zich als consument eigenlijk helemaal niet van bewust was. Zo steekt de macht van de ruimtelijke ordening blijkbaar in elkaar. Maar nu hebben we ze door! Voordat we ons laten opjutten om dingen ongepast en rommelig te gaan vinden in het landschap, zullen we van onze politieke partijen moeten eisen om kleur te bekennen bij het opstellen van hun verkiezingsprogramma. Wij zouden als opruibare massa moeten weten op welke landschapsontwikkeling we stemmen. Sterker nog: er zou tegelijk met de verkiezingen een terugkerend referendum moeten worden gehouden hoe de massa denkt over de geldende beleidsvoorstellen in de ruimtelijke ordening. Zodat een regeerakkoord op basis van een opruiing van onderop kan worden gecompenseerd in haar koortsachtige plannenmakerij.