Feature

Hoogbouw in Eindhoven

Wat zijn de succesfactoren en valkuilen van hoogbouw? De sprekers die deelnamen aan een door het Architectuur Centrum Eindhoven georganiseerd debat over de nieuwe gemeentelijke hoogbouwvisie, bleken hierover opvallend eensgezind. De visie lag na afloop van de avond op 7 oktober 2008 nog enkele dagen ter inspraak.

Medeoprichter van de Stichting Hoogbouw, Jan Klerks, merkte aan het begin van de avond op dat gemeenten op zoek zijn naar kaders. De tien lessen die hij meegaf hadden veel overeenkomst met wat andere sprekers naar voren brachten: ‘Zie hoogbouw als kans in plaats van als een must. Zorg voor een helder concept. Bepaal ambitie en beoordelingskader (kwaliteit en meerwaarde). Zorg voor een hoogbouw effectrapportage. Benoem de betekenis van een toren. Werk actief aan een hoogbouwmilieu. Hoogbouw is geen wondermiddel voor verdichting. Pas op voor marktverzadiging. Voorkom verkeersinfarcten. Zorg voor oplossingen van de windvang. Laat hoogbouw goed landen op het maaiveld.'

Tot op heden leek nieuwbouw in Eindhoven een autonome ontwikkeling, maar nu is er behoefte aan kaders en randvoorwaarden, vertelde Jelle Groot van de gemeente Eindhoven. Groot gaf een introductie op de voorliggende hoogbouwvisie. Hij verdeelt de Eindhovense hoogbouw in drie categorieën. De Medium categorie gaat tot ongeveer 45 meter hoogte en stamt vooral uit de jaren 60 en 70. De Large categorie gaat tot zo'n 75 meter hoog, zoals op het TUE-terrein. Van de Extra Large categorie (tot 100 meter hoogte) heeft Eindhoven op dit moment vijf voorbeelden: het Kennedy Business Centrum, de Regent, de Vestedatoren, het Porthosgebouw en de Admirant. De visie legt het onderscheid tussen laag- en hoogbouw bij vijf bouwlagen.

De gemeente wil op een beperkt aantal plaatsen in de stad een concentratie van hoogbouw realiseren. Daarmee wordt gezocht naar een afwisseling tussen een stad waar het goed en rustig wonen is, de zogenaamde buurtcentra waarin hoogbouw wordt gemeden, en een stad van prikkelingen en stimulans, waarin hoogbouw kan helpen om tot meer functiemenging te komen. Gebieden die kansrijk worden genoemd voor hoogbouw liggen bij knooppunten van (openbaar)vervoer, in de binnenstad, Strijp S (het voormalige Philips bedrijventerrein, icoon voor het 'Brainport'-streven van de stad), Vredeoord (Philips Nederland), de Hightech Campus en de Technische Universiteit. In de huidige laagbouwmilieus wordt geen hoogbouw hoger dan vijf lagen toegestaan.

De lezing van Frits van Dongen van de ArchitectenCie (betrokken bij hoogbouw in Eindhoven) ging vooral over de geschiedenis van hoogbouw, over de wens om bij hoogbouw extra functies te realiseren en om de begane grond goed bij de openbare ruimte te betrekken. De door zijn bureau ontworpen superhoge toren Belle van Zuijlen in Utrecht heeft landelijk de discussie aangewakkerd over de maximale hoogte van een toren in Nederland.

Nico Mol, directeur Vesteda, ziet het verduidelijken van zichtassen en het accentueren of zelfs creëren van een centrum als de positieve effecten van hoogbouw. Hoogbouw wordt nogal eens ingezet voor het imago van een stad of van bedrijven. Hij vraagt zich af of daarbij goed genoeg gekeken wordt naar de vraag; er is immers maar een kleine markt voor echte hoogbouw. Er zijn weinig mensen die liever op de 21e dan op de 7e verdieping wonen. Hoogbouw mag geen doel op zich zijn, was zijn conclusie.

Rond die laatste conclusie cirkelden de vragen en reacties in het aansluitende debat. ‘Er is een parallel met het leger: tucht moet er zijn omdat het moet; hoogbouw moet er zijn omdat het moet.’ en: ‘Torens zijn een uiting van ijdelheid’. Voordat er een visie op hoogbouw is, moet er eerst een visie zijn op stedelijkheid, werd geopperd. Stedelijkheid realiseer je niet alleen door hoogbouw. Een aanwezige vroeg zich af of de wens om mensen uit de hele wereld naar Eindhoven te trekken wel met meer hoogbouw kan worden gerealiseerd, aantrekkingskracht voor expats zit eerder in goed internationaal onderwijs. Iemand miste de beoordeling van bestaande en nog geplande hoogbouw: 'misschien hebben we daarvan al genoeg' en 'kijk wat de stad echt nodig heeft, misschien is middelhoge bouw wel meer gewenst’. De fysieke vorm van hoogbouw is te vaak gespeend van inspiratie, meende een ander.

Wethouder Mary Fiers gaf aan dat ze zeker iets met de reacties wilde doen, maar dat de notitie ook snel aangenomen moest worden om hoogbouw op de plekken waar dat niet gewenst is tegen te kunnen houden. Dat riep nog meer vragen op die onbeantwoord bleven.

Wat te doen met kansrijke plekken om gebouwen te realiseren net boven de vijf bouwlagen in of rondom de zogenaamde buurtcentra? Denk aan het opknappen van winkeltrips of winkelcentra waarbij zeven verdiepingen een kritische exploitatiegrens zou zijn. Dat wordt met deze nota tegengehouden. Eindhoven voert de slogan leading in technology. Wat kan hoogbouw hieraan bijdragen (bouwtechnieken, energiewinning, et cetera)? In hoeverre kan het uitgangspunt van de ‘groene stad’ worden toegepast op hoogbouw? Hoe creëer je een groenklimaat op, aan en in de omgeving van hoogbouw?

Onduidelijk bleef ook wat er allemaal nog in de pijplijn zit aan hoogbouwprojecten en in hoeverre die informatie medebepalend is geweest voor de keuzes in de hoogbouwvisie. De zaal had vooral commentaar op het feit dat er überhaupt niet echt sprake was van een visie, maar eerder van het bepalen van grenzen. De vraag 'hebben we eigenlijk wel hoogbouw nodig in Eindhoven?' bleef open.