Recensie

Meer voor minder: een optimistische vernieuwingsstrategie in sombere tijden

De publicatie PLUS: Large Scale Housing Development – an Exceptional Case van Frédéric Druot, Anne Lacaton en Jean-Philippe Vassal is een overtuigend betoog voor de vernieuwing van grootschalige woningbouwcomplexen in Frankrijk. De PLUS strategie kan voor de Nederlandse situatie een aanvulling zijn op de huidige, eenzijdige discussie die gevoerd wordt ten aanzien van de vernieuwing van de naoorlogse stad.

voor en na de PLUS aanpak

De auteurs, de drie Franse architecten Frédéric Druot, Anne Lacaton en Jean-Philippe Vassal werken in hun praktijk op een zorgvuldige wijze aan de continue verandering van de bestaande stad. Totale sloop gevolgd door nieuwbouw is voor hen geen optie. Het alternatief is een ingenieuze facelift, ontstaan vanuit een uitgesproken woonkwaliteit. Aanpassingen aan het gebouw zorgen voor een nieuwe uitstraling van het complex en haar directe omgeving. Deze strategie werkt ‘van binnen naar buiten’. Daarbij wordt altijd gebruik gemaakt van bestaande onderdelen, die vervormd worden of waaraan elementen toegevoegd worden. Het is een strategie ‘van plus en niet minder’. Met behulp van een catalogus vol bouwkundige ingrepen laat het trio architecten zes projecten zien die hun betoog onderbouwen. Het resultaat van deze transformaties is een aantrekkelijk beeld van een moderne, levendige banlieue, een Franse buitenwijk.

De onderliggende vraag is hoe je de woonkwaliteit van deze grootschalige woningbouwcomplexen kan verhogen en het aanzien van de banlieues kan versterken? De opvatting van de ontwerpers is dat je dit alleen kunt doen door het vastgoed beter in de markt te zetten. In de optiek van de ontwerpers betekent dit dat de woonkwaliteit in deze flats naar een hoger, luxer niveau getrokken moet worden. Een luxe woning, is volgens Druot, Lacaton en Vassal vooral een grote woning. Vandaar dat de PLUS strategie is gebaseerd op het vergroten van het vloeroppervlak, soms zelfs een verdubbeling. PLUS is een bewijsvoering dat met hergebruik van bestaande flats voor veel minder geld veel grotere woningen gerealiseerd kunnen worden (althans in de Franse situatie). De banaliteit van de huidige, uitzichtloze situatie in de banlieues wordt omgezet naar een bijzondere (an exceptional case). Daarbij worden architectonische middelen ingezet om woningen met een uitgesproken kwaliteit te maken: een ruime woonkamer, een groot terras en een fantastisch uitzicht over de stad en het landschap.

de PLUS methode

Deze bottum-up werkwijze brengt echter een punt van kritiek met zich mee. Hoe ver kun je gaan met deze strategie van ‘binnen-naar-buiten’ (van meer volume maken)? Wat betekent dit uiteindelijk voor de open ruimte tussen de flats in de wijk? Juist de open, continue landschappelijke ruimte tussen de flats is hetgeen waarmee deze wijken zich onderscheiden. Met andere woorden wat zijn de stedenbouwkundige gevolgen van de PLUS strategie? Druot, Lacaton en Vassal bedrijven een vorm van stedenbouw waarin totaalplannen, compositie en planning geen rol spelen. Er wordt gestart met een flat, gevolgd door nog één en daarna wellicht een gehele wijk. Het is een pleidooi voor een step-by-step strategie toegespitst op een specifieke situatie. Onduidelijk is wat deze vernieuwde bouwblokken voor betekenis hebben voor de wijk als geheel. Maar zeker is dat het gepresenteerde eindbeeld per flat een overtuigend antwoord is op de vraag of er een alternatief geboden kan worden voor de volledige transformatie van naoorlogse wijken of banlieues. De PLUS strategie is een aanjager in dit vernieuwingsproces.

transformatie van een flatgebouw

Hoe kunnen we dit in de huidige betonkolossen binnen de banlieues voor elkaar krijgen? De PLUS methode is simpel:

1. Breek de gevel open en sloop enkele binnenwanden;
2. Voeg zone van circa vier meter toe aan het gebouw met een eigen (lichtgewicht) constructie;
3. Voeg transparante, glazen puien toe;
4. Vergroot kamers door deze samen te voegen, te openen en/of onderling te verbinden;
5. Creëer meer doorzichten ter plaatste van gemeenschappelijke ruimten zoals de lift, de overloop en entreehal.

In het boek worden de ingrepen als catalogus geïllustreerd door foto’s en diagrammen volgens een ‘knip-plak’ methode: de beelden laten mogelijke transformaties zien binnen de woning (woonkamer, keuken, badkamer) en buiten de woning (gemeenschappelijke ruimten). Het resultaat is een nieuw, architectonisch imago aan de buitenzijde èn een nieuwe woonkwaliteit aan de binnenzijde. De projectbeschrijvingen in een zestal Franse voorsteden laten zien dat de catalogus van bouwkundige ingrepen in elk project anders – dus specifiek – ingezet kan worden. Per locatie worden met behulp van een fotoanalyse de problemen aan de kaak gesteld. Het is evident op deze foto’s dat het verwijderen van enkele gevel- en binnenwanden de kwaliteit van deze complexen ten goede zal komen. Daarbij wordt onderbouwd dat voor de kosten van sloop-nieuwbouw per woning (€167.000 / woning) er bijna drie woningen gerenoveerd kunnen worden (€60.000 / woning); dit is inclusief het verdubbelen van het vloeroppervlak en het toevoegen van terrassen en balkons. Het totale budget dat nodig is voor sloop-nieuwbouw kan zodoende veel verstandiger ingezet worden voor behoud, lange termijn onderhoud en het toevoegen van collectieve programma’s zoals een zwembad, crèche, filmzaal of dakterras!

Dit is optimistisch nieuws in sombere tijden. Door de huidige economische recessie zal de aandacht nog vaker verschuiven naar transformatie, renovatie en vernieuwing (in plaats van sloop-nieuwbouw). Daarvoor zijn innovatieve, creatieve oplossingen nodig. PLUS is hiervan een goed voorbeeld. Voor de Nederlandse situatie kan de PLUS strategie een aanvulling zijn op de huidige, eenzijdige discussie die gevoerd wordt ten aanzien van de vernieuwing van de naoorlogse stad. Deze strategie maakt het mogelijk om in meerdere lagen aan de herstructureringsopgave te werken, zowel op stedenbouwkundige schaal (zoals gebruikelijk is in Nederland) als op de schaal van het bouwkundige ensemble. PLUS is optimistisch en verleidelijk en lijkt zo vanzelfsprekend dat je je afvraagt waarom het niet vaker wordt toegepast. Geen ingewikkeld proces maar één opdrachtgever en een overzichtelijke opgave. Het is een daadkrachtig alternatief waar vandaag nog mee begonnen kan worden. Het benut ook de aanwezige potenties binnen de wijk doordat de betrokkenheid van de huidige bewoners met hun directe omgeving versterkt zal worden en het flatgebouw opnieuw als collectief kan worden ervaren.