Feature

Jørn Utzon (1918-2008)

Vandaag bereikte mij het bericht dat Jørn Utzon zaterdag 29 november is overleden.

De bekendste Deense architect van zijn generatie werd vooral bekend met het Sydney Opera House, maar hij heeft veel meer mooie gebouwen gemaakt. In Denemarken zelf geldt Utzon als de grote meester die in het buitenland gevierd werd maar in eigen land te weinig kansen kreeg.

Zelf ben ik tijdens een studiesemester in Aarhus op zoek gegaan naar zijn werk en kwam ik hele interessante projecten tegen waarin hij het thema van de organische, “additieve” groei, uitwerkte. Hoe kun je een uitbreidbare school ontwerpen die zijn structuur niet verliest door later toegevoegde lokalen? Hoe ontwerp je een woonwijkje dat niet vervalt in de monotone herhaling van woningen? Door goed naar de natuur te kijken: bomen, schelpen en andere natuurlijke structuren groeien volgens een patroon dat niet verloren gaat tijdens het groeiproces.

Dat nemen van de natuur als inspiratiebron is een bekend en vaak toegepast Scandinavisch principe. Het illustreert ook goed het verschil tussen de Nederlandse aanpak, het aanpassen van een rechtlijnig landschap dat door de invloed van de mens is getekend, de “maakbare polder”, en de ontwerphouding in een natuurlijk glooiend heuvellandschap als dat van Denemarken. Bij zijn leermeester Aalto maakte Jorn Utzon kennis met een organisch modernisme waar hij zelf een aspect aan toe voegde dat bij Aalto zelf op de achtergrond blijft: de heldere structuur als sterk ordenend principe, dat heel anders werkt in het vriendelijke Deense landschap dan tegen de dramatische achtergrond van het Finse landschap.

Utzons kerk Bagsvaerd Kirke staat in een buitenwijk van Kopenhagen. In dit gebouw, dat ik op een zondag bezocht terwijl een in wit geklede dominee de woorden “jeg døber dig” (ik doop je) uitsprak, heeft Utzon een prachtige combinatie gemaakt van prefab en in het werk gestort beton. Aan de buitenkant heeft het gebouw de verschijning van een bescheiden in hoogte gesegmenteerde hal, binnen is een prachtig lichtspel ontstaan van golvende betonnen “wolken” waarop het bekistingspatroon nog zichtbaar is. Zij overspannen de hal en laten het hemelslicht in spleten door. Het contrast tussen het ruwe betonnen altaar, de ronde geglazuurde randtegels en de daarop geplaatste zachte witte kussens is een hoogtepunt in mijn architectuurtoerisme tot nu toe.