Recensie

Op naar een autarkische infrastructuur!

Op uitnodiging van NS directeur Bert Meerstadt presenteerde Ton Venhoeven, Rijksadviseur Infrastructuur, op 13 november tijdens de NAi-manifestatie ‘Maak ons land!’ zijn werk en visie op mobiliteit en infrastructuur. Tegelijkertijd biedt de conclusie in het onlangs uitgekomen boek Routes! een aanleiding voor de nieuwe Rijksadviseur om de resultaten van jarenlang routeontwerp nu eens in de praktijk te bewijzen.

Vormgeving van infrastructuur heeft een lange traditie in Nederland, maar komt de laatste jaren wat in het gedrang. Misschien ligt het aan wat Ton Venhoeven benoemt als het ‘verschil tussen arcadische en sublieme schoonheid’. Voorganger Jan Brouwer pleitte aanvankelijk nog voor klassieke eenvormigheid en strak design van de weginfrastructuur, maar moest uiteindelijk toch verder werken met ‘plaatsgebonden detaillering’ en differentiatie. Iedere snelweg kreeg zo een eigen motto mee zoals de ‘Regenboogroute’ of de ‘Deltaroute’, die vervolgens door verschillende landschappen snijdt en aldus anders vormgegeven zou moeten worden. Het is een min of meer arcadisch idee waarbij architectuur wortel schiet in mooie geluidschermen en andere kunstwerken. Maar een aantrekkelijke samenhang in het wegbeeld is dan ver te zoeken. In de complexiteit en stedelijkheid van nu is dat eigenlijk ook niet zo verwonderlijk. Daartegenover staat de sublieme schoonheid, ontstaan uit intelligente oplossingen zoals dichte stapelingen en functiecombinaties, aldus Ton Venhoeven. Denk bijvoorbeeld aan snelwegstapelingen in Shanghai of beelden uit de film Metropolis van Fritz Lang. Er zijn ook kleinschaliger voorbeelden zoals de door bureau VenhoevenCS ontworpen Jan Schaefferbrug, waarbij brugdelen eenvoudig te demonteren zijn om de grote zeilschepen van Sail te laten passeren en het overblijvende brugdeel wordt ingericht als tribune met buitenrestaurant. Hiermee bewijst Venhoeven dat sublieme schoonheid mogelijk is. Maar hoe gaat hij nu dat sublieme op het schaalniveau van de nationale infrastructuur realiseren?

Het routeontwerp dat Venhoeven samen met H+N+S maakte voor de ‘Deltaroute A4’ toont nog geen blijk van die sublieme schoonheid. Wat braafjes wordt voorgesteld dat de dwarsrelaties versterkt moeten worden. Het ontwerp speelt echter geen rol in de impasse rond Midden Delfland, een dwarsrelatie met grote behoefte aan het sublieme. De signatuur van de A4, ‘een rivier die verschillende landschappen doorsnijdt’, mikt toch meer op een arcadische schoonheid, waarvan we weten dat die hooguit leidt tot een enkele mooi vormgegeven onderdoorgang. Een zelfde lichtheid wordt gekozen in Almere met een ontwerp voor een overkluizing van de A6. Venhoeven analyseert scherp dat de gemeente Almere pennywise de meeste woningen combineert met de minste banen en de slechtste infrastructuur. Poundfoolish is het dan om nog meer woningen te bouwen en om nog meer arme sloebers over de weg naar hun werk te jagen, waardoor de A6 verbreed moet worden en uiteindelijk overkapt, zodat diezelfde bewoners geen last hebben van hun eigen verkeersbewegingen. Het wordt pervers als de gemeente daar geen geld voor blijkt te hebben. ‘Knoeien en prutsen om dingen slimmer te organiseren’, noemt Venhoeven het, maar tegen al dat Almeerse gepruts is geen enkele slimmerik bestand. Ook al ben je dan architect en wil je dolgraag ontwerpen, soms moet je die drang even inhouden om de opgave op het niveau aan de orde stellen waar het hoort: kan Almere überhaupt wel een duurzame stad worden? Dat is waar het routeontwerp van het atelier Rijksbouwmeester in zijn algemeenheid in tekortschiet. Het vermijdt een serieus ruimtepolitiek debat en blijft keurig binnen de lijntjes van arcadische architectuurideeën.

3&4 Asfaltwarmte

Maar daar komt nu verandering in. Venhoeven gaat als Rijksadviseur aan de slag met het sublieme in een veelomvattende visie op de voedsel- en energieproducerende stad. Bij woningbouw en hoogbouw wordt hier al behoorlijk mee geëxperimenteerd, dus de stap naar infrastructuur ligt voor de hand. De presentatie toonde een wereld van autarkische steden en energieopwekkende snelwegen, ontstaan door zich razendsnel ontwikkelde technologieën die geen geluid, ruimtedruk of fijnstof produceren, maar drinkwater, natuur en energie. ‘Ha, de perpetuum mobile!’ liet NAi-directeur Ole Bouman zich ontvallen, ingezet als een Deus Ex Machina (die autarkische stad, niet Ole). Een autarkisch wereldsysteem zal de ‘lawine van problemen’ oplossen, zo suggereert de zelfbenoemde rasoptimist Venhoeven. Of is het naïeve overschatting? Op dit moment worden binnen de ruimtelijke ordening namelijk autarkie en zero emission oplossingen al te vaak als hypotheek onder een toekomstvisie gelegd en bovendien als marketinginstrument ingezet voor projecten die dit niet kunnen waarmaken. Daarom kon NS directeur Bert Meerstadt – voormalig architect en nu vooral een marketingman – ook niet wachten om de Rijksadviseur meteen een opdracht te geven voor een visie op ‘de autarkische spoorbaan’. Het is heerlijk om je af en toe te laven aan de pomp der goede ideeën, je wordt er immers zo geïnspireerd, blij en energiek van. Maar is het teveel gevraagd – ambtenaren, directeuren, Rijksadviseurs, politici, ontwerpers – om die energie dan vervolgens wel met volhardende ambitie te investeren in het aflossen van die ideeënhypotheek, en niet snel weer over te gaan tot de orde van de dag?

‘Dus’, zo vroeg Ole Bouman in een tweede weerwoord terecht, ‘je gelooft dat een autarkische toekomst kan, maar wat moet je dan nu doen om dat voor elkaar te krijgen?’ Wat volgde was een belijdenis om ‘coalities te smeden’. Dat bleef wat in den vage. Nieuwe actoren die in de autarkische infrastructuur zouden moeten gaan investeren blijven zo nog wel even buiten het blikveld. De sprong van bruggen bouwen naar infrastructuurplanning is voor architecten duidelijk geen sinecure; een diepgaande interesse in netwerkrelaties en planprocessen ontbreekt waardoor de manoeuvreerruimte uiterst klein is. ‘Het kan dus ook niet veel kwaad’, zullen veel techneuten en politici denken. Maar als vakgenoot zou je wel bezorgd moeten zijn. Want op zo’n manier is onafhankelijk advies geen te koesteren verworvenheid meer, maar een politieke Kaltstellung. ‘Ik mag hierover adviseren! Dat vind ik leuk’, aldus Venhoeven over zijn erefunctie. Dan denk ik aan de woorden van de tv-psycholoog Dr. Phil: “Count your blessings, it’s time to get real”.