Recensie

Euro Islam Architectuur

Naarmate het publieke debat over de beste manier om moslims in een niet-islamitische samenleving te integreren steeds feller wordt, lijkt ook het architectuurkritische debat over de beste manier waarop integratie met vormgeving gestimuleerd moet worden zich te verscherpen. Christian Welzbacher probeert in zijn publicatie Euro Islam Architectuur. De Nieuwe Moskeeën van het Westen de discussie naar een hoger niveau te brengen.

Euro Islam moskee, Penzberg – Alen Jasarevic

Simpel gesteld propageren critici met een voorkeur voor modern ontwerp moskeeën zonder opsmuk, waarbij koepels en minaretten onder het overbodige worden gevat omdat zij niet zouden passen in het klimaat of in de technologie van hun nieuwe omgeving. Hun zichtbare aanwezigheid in het huidige stadsbeeld zou te wijten zijn aan de smartelijke heimwee naar het moederland van een eerste generatie, of voor de onfortuinlijke overname van koloniale stereotypen door een tweede generatie moslims. Daartegenover propageren critici met een voorkeur voor postmodern ontwerp moskeeën met opsmuk, waarbij koepels en minaretten als een manier worden gezien om het doorgeschoten modernisme weer een menselijk gezicht te geven. Hun zichtbare aanwezigheid in het huidige stadsbeeld zou een teken zijn van de gepaste trots op het erfgoed van een eerste generatie, of van de broodnodige emancipatie van een tweede generatie moslims. In de modernistische werkelijkheid staan moskeeontwerpen zonder koepels en minaretten onmiskenbaar voor een door jonge moslims gekozen fysieke integratie door middel van een Euromoskee. In de postmodernistische werkelijkheid staan moskeeontwerpen zonder koepels en minaretten juist voor een van overheidswege opgedrongen fysieke assimilatie door middel van een Schuilmoskee. Totaal verschillende betekenissen worden dus verleend aan precies dezelfde objecten, afhankelijk van de positionering van de betreffende criticus in het moskeedebat.

Het is in de context van deze patstelling dat de Duitse architectuurcriticus Christian Welzbacher het boek Euro Islam Architectuur. De Nieuwe Moskeeën van het Westen schreef, uitgebracht in de serie Statements van uitgeverij Sun. Vanuit het terechte idee dat er veel misverstanden bestaan over islamitische architectuur, is de auteur op zoek gegaan naar een manier om ‘de vruchteloze moskeeënstrijd’ te beeindigen. Na een hartstochtelijk pleidooi voor bezinning laat hij zien hoe de berichtgeving in de media vertroebeld is door het cliché dat de zichtbare islam in het westen als provocatie bedoeld zou zijn; hoog oprijzende minaretten worden bijvoorbeeld als uitdrukking van ‘fantasieën over de wereldheerschappij’ gepresenteerd. Daarnaast is ons beeld van de islam bepaald door romantisering, in de vorm van koloniale gebouwen waarin moskeeën werden geïmiteerd. Hoewel Welbacher vervolgens beargumenteert dat de meeste moslims in Europa nog kiezen voor koepels en minaretten vanwege hun zelfgekozen overname van deze Europese clichés, zien we volgens hem steeds vaker avant-gardistische ontwerpen door vooruitstrevende moslimarchitecten en – opdrachtgevers. Zo komen we aan bij de moskee op de foto van het omslag van zijn boek, gelegen in het Duitse Penzberg en ‘het zelfbewuste bewijs voor de stelling dat moskee en moderniteit niet met elkaar in tegenspraak hoeven te zijn’. De auteur concludeert tevreden dat de Bosnische architect koos voor een simpele kubus als basisvorm, en dat het gebouw op de ingekorte minaret na nauwelijks als religieus bouwwerk is te herkennen. Naar Welzbachers mening staat hier dan ook het prototype van een nieuwe, eigentijdse Euromoskee. Als we ons wat meer op dit soort verzoenende oplossingen richten in plaats van op de splijtende tegenstellingen, wordt de situatie al heel anders, wil hij maar zeggen.

Mevlana moskee, Rotterdam – Bert Toorman

Maakt de auteur hiermee zijn belofte om ‘de vruchteloze moskeeënstrijd’ te beëindigen waar? Geenszins. Sterker nog, hij maakt deel uit van deze strijd. Welzbachers werkelijkheid is ontegenzeglijk van het modernistische type, en hier en daar gebruikt hij het woord postmodernisme zelfs met een bijna voelbare aversie. Dat is op zich niet erg, maar om zijn architectuurkritische ideaal te propageren hanteert hij een ronduit oneigenlijke bewijsvoering. Zo moeten wij maar geloven dat de vele westerse moslims die koepels en minaretten nastreven worden gestuurd door westerse stereotypen, aangezien Welzbacher, los van het verzamelen van plaatjes, geen daadwerkelijk onderzoek blijkt te hebben gedaan naar de motivaties van opdrachtgevers. Waar hij de vormgeving van Turks-aandoende moskeeën in Europa verklaart uit pogingen vanuit het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken om haar overzeese onderdanen Turks te houden, vermeldt hij niet dat de Nederlandse ‘HDV’, die volgens hem wél moderne moskeeën laat ontwerpen, gewoon een afkorting is voor datzelfde Directoraat. Waar hij de vermeende rol van het Wahhabisme noemt in de ‘historiserende’ Rotterdamse Essalam Moskee, laat hij weg dat de voorzitter van de ‘modernistische’ Penzberg Moskee banden had met een fundamentalistische organisatie. En waar hij de financiële rol van de Sjeik van Dubai in de Essalam Moskee benadrukt, verzwijgt hij dezelfde rol van de Emir van Sjarjah in de Penzberg Moskee. Een modernistische moskee staat namelijk voor een Europese islam, en een historiserende moskee staat voor een conservatieve islam. Klaar. Door zijn boek ook als ‘oplossing’ aan de Nederlandse Minister van Wonen, Wijken en Integratie te presenteren heeft Welzbacher de moskeeënstrijd niet alleen niet opgelost, maar nog meer op scherp gezet. Het valt te hopen dat de betreffende beleidsmedewerkers bij het lezen ervan het nodige relativeringsvermogen kunnen opbrengen.