Door copieuze berichtgeving over de monstrueuze groei van Chinese steden dreigt er China-moeheid te ontstaan. Toch blijft het land fascineren. Ondanks de kredietcrisis is er nog steeds sprake van een flinke economische groei. Veel aandacht verschuift de komende tijd naar het platteland, en dat is hard nodig want China is nog steeds een overwegend agrarische samenleving. Harry den Hartog schrijft vanuit Shanghai.
Wegens familiebanden met China heb ik dit land sinds het millennium jaarlijks bezocht en alles zowel van dichtbij als van een afstand mogen bekijken en met reuzensprongen zien veranderen. In het dorp waar mijn schoonfamilie woont reden acht jaar geleden nog geen auto’s, fietsen en handkarren vormden de enige vervoersmiddellen. Vandaag wordt het uit de kluiten gegroeide dorp doorsneden door overvolle geasfalteerde wegen waar ex-boeren als dollen rondrijden. Het aantal inwoners is ondertussen vertienvoudigd tot ruim een kwart miljoen. De levendige straathandel is deels verdrongen door winkelketens en Shopping Malls. Eind vorige eeuw waren woningen van 50 vierkante meter hier standaard voor een gezin met kind, waarbij dikwijls ook de grootouders nog inwoonden. De meeste van deze ‘verouderde’ woningen zijn inmiddels gesloopt en vervangen door gestapelde appartementen vol luxe. Natuurlijk hebben deze veranderingen grote impact op de sociale, ruimtelijke en ecologische structuren.
Om deze dynamische maalstroom een tijd van heel dichtbij te ervaren woon ik sinds kort voor enkele maanden in China, met voorlopig Shanghai als thuisbasis. Het leek ons spannend om in Pudong te wonen, een stadsdeel vol boerenmigranten, met uitzicht op de havens. De verstikkende, door uitlaatgassen, bouwstof en fabrieksuitstoot bedorven buitenlucht in dit jonge stadsdeel heeft ons er echter al na een week toe doen besluiten om toch maar in het ‘oude’ stadsdeel te gaan wonen aan de andere kant van de rivier, met platanen in de straat en Starbucks op de hoek.
Het vinden van werk lijkt ondanks de recessie vooralsnog geen groot probleem. De lonen bij Chinese werkgevers zijn weliswaar lager, maar dat geldt ook voor het levensonderhoud. Na de culturele leegte die hier sinds 1966 heerst wordt alles wat van buiten komt warm onthaald. Nederlandse ontwerpers, cineasten en schrijvers staan in hoog aanzien. Zelfs Verhoeven’s Zwartboek is vertaald en draait sinds kort in Chinese bioscopen.
Uitwassen van deze tendens vormen de vele duizenden vestigingen van westerse fastfoodketens en hun nog talrijkere Chinese equivalenten, die de voortreffelijke Chinese keuken bedreigen. Evenzo is de nieuwe Chinese architectuur, die bol staat van uitheemse interpretaties, voor onze ogen vaak onbegrijpelijk. In de boekwinkels waar architectuurstudenten van Shanghai’s topuniversiteit hun inkopen doen zie ik metershoge hoge stapels boeken van Rob Krier en consorten, het modernisme komt er bekaaid vanaf. China zoekt een nieuwe identiteit voor haar steden.
Dankzij het elfde vijfjarenplan zijn grote sommen geld beschikbaar voor de ontwikkeling van het platteland. Door in de infrastructuur te investeren hoopt de overheid dat rurale gebieden als motor voor de economische groei gaan dienen. Langs de nieuwe infrastructuur wordt in stedelijke dichtheden gebouwd. Grootschalige recreatieparken schieten er, met overheidssteun, als paddenstoelen uit de grond.
Het is op het Chinese platteland gebruikelijk om samen met buren en vrienden te bouwen. Hier vind je zeker geen high culture architectuur. De informele zelfbouw van de meer welvarende boeren aan de oostkust leiden tot wonderlijke taferelen die een beetje aan de Efteling doen denken. Terugkerende elementen zijn tegeltjes in verschillende patronen en kleuren, eveneens gekleurd glas (tegen de zon), persoonlijke interpretaties van klassieke ornamenten en blinkend opgepoetste hekken. De woningen zijn in hoge mate zelfvoorzienend, stoken op kolen, hebben zonneboilers en het eten groeit naast de voordeur. De interieurs bestaan meestal uit kale betonvloeren die zo nu en dan met een bezem worden schoongeveegd. Hierop staan enkele houten meubels en een groot beeldscherm op de plaats waar vroeger het portret van de grote roerganger hing. De ruime plattegronden zijn berekend op meerdere gezinnen. De hoop is dat het kind hier ooit zal komen wonen (als het een jongen is). Maar de samenleving veranderd snel, ook op het platteland. De jongste generatie spreekt steeds beter Engels en trekt er op uit.
Voor nieuwkomers uit rijke landen die experiment en ontbering niet schuwen zijn er nog steeds genoeg kansen. Maar dat geldt niet voor de twintig miljoen boerenmigranten die na Chinees nieuwjaar (25 januari 2008) niet meer mochten terugkeren naar de steden aan de kust. Chinese media berichten over enkele duizenden fabrieken die zijn gesloten wegens dalende export van goederen richting kapitalistische landen, vooral in de provincie Guangdong (ook wel ‘de fabriek van de wereld’ genaamd). Op de nationale staatszender CCTV wordt gewaarschuwd voor het gevaar van regional wars. Hoewel de overheid haar voorkeur uitspreekt voor een zachte aanpak, is het leger inmiddels gemobiliseerd in de regio’s waar de meeste migranten vandaan komen, om de te verwachten sociale onrust de kop in te drukken.
Het leger is ook ingezet om een andere ramp te bestrijden: de aanhoudende droogte die in een groot deel van China de oogst bedreigt. Raketten met zilverjodide zijn afgeschoten om kunstmatig regen op te wekken.
In de provincie Sichuan, die vorig jaar werd getroffen door een zware aardbeving, wordt momenteel hard gewerkt aan de wederopbouw. Volgens de meest voorzichtige schattingen zijn er minstens vijf miljoen daklozen. Vooral veel zelfbouwhuizen zijn onbewoonbaar. Bekende Chinese architecten werken mee aan de wederopbouw en er zijn architectuurprijsvragen uitgeschreven. Ook de Chinese inzending voor de elfde architectuurbiënnale in Venetië haakte aan op deze ramp (met misschien wel de meest interessante bijdrage van dit culturele evenement). De aardbeving wordt gezien als kans voor vernieuwing zoals ook de kredietcrisis kansen biedt.