Feature

De kunstenaar als stedelijk glijmiddel

Kunst achter de ramen, in de peeskamers van Amsterdam. Waar vroeger prostituees hun lichaam etaleerden, vertonen kunstenaars nu hun werk. Nergens nam het vraagstuk van kunst op locatie zo’n bizarre, ironische en poëtische vorm aan als bij Red Light Art.

Er valt weinig aan af te dingen. De kunstenaar is het ultieme gebruiksvoorwerp in de stedelijke vernieuwing. Ze zijn goedkoop, flexibel, plooibaar, multi-inzetbaar, kunnen dienstdoen als sociaal werker, marketingexpert, onderzoeker, ondernemer, psycholoog, begeleider van inspraakprocessen, en indien nodig, als collectief geweten dat ons herinnert aan de schaduwzijden van de vernieuwing. Het ultieme gebruikersgemak van de kunstenaar wordt nog verder vergemakkelijkt door de korte leveringstermijn en de haast oneindige voorraad. Het opentrekken van een blik kunstenaars is in een vloek en een zucht gebeurd. Bij gebrek aan budget, dan werkt men gratis, als lieftallige stagiaire, romantische bohemien of oneindige student. De kunstenaar komt in de moeilijkste hoekjes; geschikt voor het wegwerken van de smerigste plekjes. De kunstenaar; netjes gekleed, welbespraakt en goedgemanierd. Dames en heren, corporaties en overheden, ontwikkelaars en marketeers, sla uw slag!

Op de bijeenkomst in het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (SMBA), op 17 maart jongstleden, had een dergelijke introductie niet misstaan. Onder de noemer Red Light Art, dat kunstenaar in de Amsterdamse rosse buurt uitzet, is een nieuw Artist in Residence programma opgezet, Red A.i.R. (niet te verwarren met Redair.net, dat met de slogan we bring the enemy to you, met harde metalmuziek flight-simulatoren promoot). De kunstenaars van Red A.i.R. zijn volgens het eigen programmaboekje uitgenodigd om ’te reflecteren over de relatie tussen kunstpraktijken en de sociaal-economische ontwikkeling van de stad’. Het project wordt mede mogelijk gemaakt door de marketing campagne Amsterdam Topstad, de corporatie de Key-Principaal, Kunstenaars & Co en het SMBA. De kunstenaars krijgen een jaar onderdak in de peeskamers van het westelijke deel van de grachtengordel, een gebied waar in tegenstelling tot de Rosse Buurt zich slechts een klein aantal ramen bevindt. In ruil voor dit gebaar, wordt verwacht dat de kunstenaars op een of andere manier bijdragen aan hun omgeving.

Dit soort projecten roepen de typische vragen op, die ook op deze avond niet konden ontbreken. Wat is de rol van de kunstenaar in de stedelijke vernieuwing, meer dan het toevoegen van waarde aan de prijs van het omliggend onroerend goed? Is de kunst medeplichtig aan gentrification? En wat is er nog over van de autonomie van de kunst, nu zij op zo’n directe wijze in dienst staat van de overheid en ontwikkelaars? De kunstenaars op deze avond gaven zelf aan het gevoel te hebben klem te zitten, tussen de verwachtingen van verschillende partijen. Wat moet je doen, als de sponsors vragen om reflectieve kunst over de identiteit van de buurt, als de buren vragen om wat bloemetjesschilderijen in de etalage te zetten, als de hoerenlopers geen artistieke maar seksuele interactie willen, terwijl de verbonden kunstinstanties de klassieke fata morgana van de kritische distantie van de kunst blijven belijden? Vergelijkbare projecten, zoals Hotel Transvaal in Den Haag, East 66 in Amsterdam of Beyond in het Utrechtse Leidsche Rijn, worstelden al eerder met deze problematiek. Maar nergens nam dit vraagstuk zo’n bizarre, ironische en poëtische vorm aan als bij Red Light Art.

Er werd op de avond gerefereerd aan de performance kunst van Marina Abramovic. Onder de naam Role Exchange, wisselde zij op 2 juli 1976 voor enkele uren van rol met een prostitué. Abramovic nam de plaats in van de prostitué achter het raam, terwijl de prostitué de plaats van Abramovic innam bij de opening van een expositie in kunstcentrum de Appel. Beiden hadden toegezegd de volle verantwoordelijkheid van hun nieuwe rol te aanvaarden. Het stuk werd gezien als een reflectie op de verhouding tussen lichaam en architectuur. De peeskamer is als een cel, een militaire ruimte waar het vrouwelijke lichaam onderworpen wordt aan mannelijke verwachtingen. De prostitué speelt een rol die totaal bepaalt wordt door haar architectonische omgeving , zij heeft geen keus, zij kan in een peeskamer niet anders zijn dan een prostitué.

Een vergelijkbare vorm van rolverwisseling lijkt plaats te vinden onder de noemer Red Light Art. Het idee om een grote groep kunstenaars in de Amsterdamse peeskamers neer te planten kan gezien worden als een geniaal artistiek statement op zich. Alsof iemand van de gemeente met een kritische metafoor wil tonen hoe ‘het hogere’, ‘het sublieme’, de kunst, zich moet prostitueren aan zulke lage alledaagse werkelijkheden als het imago van stad of buurt of de prijs van onroerend goed. Het is niet de kunst maar de kunstenaars die nu worden geëxposeerd, daar achter het raam, in hun ateliers, waar ze geacht worden productief te zijn. Het rode licht mag gewoon aanblijven. Dat is het prachtige van de rolverwisseling. De gemeente is plots de kunstenaar en de kunstenaar het instrument van de gemeente. De rol van de kunstenaar, net zoals die van prostitué, wordt totaal bepaald door de ruimtelijke omgeving, onafhankelijk van wat de kunstenaars ook doen, in die peeskamers. Hun rol is van tevoren al bepaald.