Feature

Kaders voor productie

Op uitnodiging van deelnemers aan de tentoonstelling TEAMWORK van Museum De Paviljoens in Almere gaf Markus Miessen, kersverse professor aan het Berlage Institute, op 26 februari inzicht in zijn denk- en belevingswereld.

Markus Miessen in de Ongoing Series van Museum De Paviljoens. Foto Gert Jan van Rooij

TEAMWORK gaat over de toekomstige ontwikkeling van de Kustzone van Almere. De gemeente heeft drie marktpartijen uitgedaagd om een plan voor het gebied te maken. Museum De Paviljoens heeft hier met hetzelfde programma van eisen drie visies van kunstenaars en ontwerpers tegenover gezet. Maar ook de stem van de burger wordt niet vergeten. Bij een bezoek aan de tentoonstelling kon de Almeerder zijn mening achterlaten, en op dinsdag 24 februari werd een openbaar debat gehouden.

Participatie? Dat is een kolfje naar de hand van Markus Miessen, auteur van het boek Did someone say Participate? An Atlas of Spatial Practice (2e in de ranglijst van de 10 beste architectuurboeken ooit, The Independant 2008) en The Violence of Participation. Miessen is opgeleid als architect aan de AA in Londen en werkt o.a. in Londen en Berlijn. Daarnaast is hij onderzoeker, schrijver en medeoprichter van Studio Miessen, een platform voor ruimtelijke strategie en culturele analyse.

Het begrip participatie is volgens Miessen niet meer dan een lege huls, net als het begrip duurzaamheid: iedereen gebruikt het maar niemand weet meer wat het betekent. Instellingen gebruiken het om de deuren naar subsidiegelden te openen. De politiek koopt er zijn cultureel maatschappelijke verantwoordelijkheid mee af.
Participatie wordt geromantiseerd. Geef de vloer vrij, dan laat het publiek zich horen en volgt er een oplossing die door iedereen gewenst wordt. Miessen gelooft er niet in. De groep participanten bestaat vaak uit mensen met eenzelfde achtergrond, dus verander je de standpunten van de groep niet wezenlijk door ze te laten discussiëren. Daar is frictie voor nodig, meent Miessen. Alleen het stellen van vragen buiten de alledaagse context en het vakgebied kan de bestaande consensus openbreken en nieuwe ideeën opleveren.

Miessen vult de avond met een aantal van zijn zeer uiteenlopende projecten. Zo is hij betrokken bij het concept voor een Europese Kunsthalle in Keulen. Rond 2004 stopt daar de geldkraan voor de bestaande Kunsthalle omdat de aandacht zich verplaatst naar andere culturele gebieden zoals Berlijn. Het gebouw wordt afgebroken en wat overblijft is een gapend gat in de stad. In Keulen wordt geen sterarchitect ingevlogen om een nieuw icoon te ontwerpen, waarbij nauwelijks geld overblijft voor de programmering. Iets dat maar al te vaak gebeurt, ook in Nederland. Om maar een voorbeeld te noemen: de bibliotheek van Amsterdam heeft een schitterend gebouw van Jo Coenen gekregen en trekt meer publiek dan ooit, maar daarvoor is wel een deel van de collectie afgestoten.
In Keulen hebben kunstenaars onder leiding van Nicolaus Schafhausen (tegenwoordig directeur kunstcentrum Witte de With in Rotterdam) een nieuw concept voor een Europese Kunsthalle uitgedacht. Deze maakt geen gebruik van één fysiek gebouw, maar van meerdere semi publieke en private ruimtes in de stad, waardoor een andere beleving en waarde ontstaat. Lokaal heeft het een sterk effect op de discussies in de stad. Het concept van de Europese Kunsthalle reist langs meerdere steden en vormt daardoor ook een Europees platform.

Vervolgens neemt Miessen zijn publiek mee naar Dubai. Een plek waar alleen maar met sterarchitecten wordt gewerkt, zo lijkt het. Een dia toont de tekst ‘Architects Impotent’. De geproduceerde iconen zien er vrijwel hetzelfde uit. Als reactie op Rem Koolhaas’ Al Manakh stelde Miessen een boek samen dat naar de realiteit van Dubai kijkt op een verhalende en associatieve manier, bijna naïef, zoals een kind dat doet. De vraag is echter of dat een reëler beeld oplevert dan het boek van Koolhaas. Het sterke punt is dat Miessen afstand neemt, bijvoorbeeld van de westerse kritiek op de werkkampen. Hij probeert om open en nieuwsgierig te observeren wat er gebeurt en op een lokaal niveau te interveniëren. Op deze basis heeft Miessen ter plekke een Winter School opgezet vanuit het prestigieuze AA in Londen.

Maar ook ogenschijnlijk kleinschalige projecten komen aan de orde. Het Huo Archive is een bibliotheek en cultureel centrum in het zeer afgelegen plaatsje Tschlin, op de grens van Oostenrijk, Zwitserland en Italië. De Zwitserse curator Hans Ulrich Obrist zal er zijn privé-archief huisvesten. Het archief moet een bron van productie zijn, met een Summer School en plek voor een Artists in Residence. Iedereen krijgt toegang tot de boeken, ter plekke of virtueel, en gelegenheid om kennis en ideeën te verspreiden. Een mooie gedachte om het intellectuele erfgoed voor iedereen toegankelijk te maken en open te stellen voor verdere ontwikkeling.

Miessen laat met zijn lezing zien dat hij een gedreven persoonlijkheid is die opereert op het vlak van de stedelijke ruimte in al haar facetten. Hij schept met zijn projecten een kader waarbinnen de verschillende disciplines aan de slag kunnen. Zijn basis zoekt hij op lokaal niveau, met lokale partijen. Wat dat op de langere termijn oplevert voor deze belanghebbenden moet nog blijken. In feite probeert hij topdown een bottum-up proces te initiëren. Daarmee krijgt hij interessante projecten van de grond die zeker de moeite waard zijn om te volgen. Volgens Miessen loopt de architectuur als medium hopeloos achter en heeft daardoor geen rol van betekenis meer. Het tijdperk van de ‘sterarchitect’ met zijn iconen is wat hem betreft voorbij. Niet het product maar het proces is voor hem als architect leidend.