Column

Vancouver: Gezinnen redden de straat

Downtown Vancouver maakte de afgelopen twintig jaar een ongekende revitalisatie door. Het inwoneraantal verdubbelde, oude industriewijken werden omgetoverd in hippe uitgaansbuurten en de inrichting van de openbare ruimte maakte school. Hoogbouw werd op een succesvolle manier gecombineerd met levendigheid op straat. Toch is men in Vancouver juist weer jaloers op ons : ‘jullie Nederlanders lopen voorop, jullie steden zijn levendig en groen en het autogebruik is er miniem’.

Wie over één van de bruggen over False Creek naar Downtown Vancouver rijdt raakt onmiddellijk onder de indruk. Elegante hoogbouw, dertig verdiepingen, veertig, soms nog hoger, met veel lucht ertussen. De kantoor- en woontorens imponeren, maar dekken de stad daarachter niet af. Bij mijn eerste blik op Downtown slaat de jaloezie toe. ‘Zo hadden we het bij het IJ moeten doen’, denk ik bij mezelf. Nu weet ik ook wel dat we in Amsterdam door de Schipholcontouren en de immer actieve vereniging Vrienden van de Binnenstad  moeilijk aan de hoogbouw kunnen. Maar de volledige afsluiting van het IJ door middelhoge bebouwingswanden, zoals die nu gestalte krijgt bij Westerdokseiland en straks Overhoeks, dat had toch ook weer niet gehoeven. Wij Amsterdammers raken ons water kwijt. Nee, dan Vancouver.

De jaloezie wordt groter bij een nadere kennismaking met de stad. Overal levendigheid op straat. De hoogbouw wordt aan de straatzijde vrijwel steeds afgegrendeld door een strook laagbouw van maximaal drie verdiepingen, soms maar één. Wie op straat loopt wordt daarmee geconfronteerd, niet met de hoogbouw erachter. In de plint zitten eengezinswoningen met de deur en de woonkamer op straatniveau. Of er zitten winkels in, kroegen, kappers, koffiehuizen, kiosken, met daartussen weer woningen in een kleinschalige afwisseling, kilometers lang. En met ruimte voor iedereen. Davie Street is met zijn independent winkels en galeries een eindeloze expositie van alles wat alternatief is, met roze straatmeubilair en overal de homovlag. Een echte woonwinkelstraat, dat krijgen we in het Nederland van de vinexwinkelcentra en koopgoten niet meer voor elkaar. En wat groen betreft: op straat is niet veel plek, dus heeft men het omhoog gehesen. Wie over de plint omhoog kijkt ziet overal daktuinen, ook op flats van veertig verdiepingen.

daktuinen op allerlei niveaus

Maar Vancouver heeft ook een schaduwzijde. Vlakbij de hippe, opgewaardeerde industriewijk Gastown ligt een wirwar van sombere, lugubere stegen waarin tientallen mensen huizen. Daklozen, bejaarden en mentaal zieken vormen hier een haveloze gemeenschap, afhankelijk van de goodwill van particulieren. Groepjes mannen drijven onduidelijke handel tussen de vele zwervers door, halfnaakte mannen en vrouwen, duidelijk in de war, schuifelen rond.

De inwoners van Vancouver kennen dit probleem, merkte ik toen ik op een congres in Rotterdam vorig jaar Larry Beasley hoorde praten. ‘We zorgen niet goed voor de zwakken in onze samenleving, dat is een algemeen probleem in Canada, dat lossen we als stad alleen niet op’, aldus de voormalig  directeur planning van Vancouver. Zijn verhaal ging vooral over de ‘Living First Strategy’ die Vancouver in 1990 startte. ‘Downtown was toen na 18.00 uur zo dood als een pier’, vertelde Beasley. Downtown functioneerde goed als kantorenlocatie, maar er woonden veel te weinig mensen om er een stad van te maken. Verloedering dreigde, de straat was dood. Om dat te veranderen werd alles ingezet op levendigheid en op de straat als ontmoetingsplek. Men ging  bouwen in zo hoog mogelijke dichtheden om zoveel mogelijk mensen in het gebied te krijgen. ‘Density is our friend’, aldus Beasley, en: ‘density and quality are tied together’. Vancouver maakte een forse kwaliteitsslag in de openbare ruimte, met als wapens kleinschalige menging van functies in de plint en de inzet van groen waar mogelijk: ‘make it dense and mixed’. Geef de openbare ruimte identiteit en zorg dat er steeds iets te beleven valt, zodat de wandelaar voortdurend wordt beloond voor zijn inspanningen. Zorg voor ontmoetingsplekken. Ontmoedig het autogebruik niet, maar moedig het ook niet aan. ‘Make walking glamorous and rewarding’ en iedereen laat vanzelf de auto staan, volgens Beasley. In Vancouver Downtown daalde het autogebruik vanaf 1990 tot nu met meer dan vijftig procent, terwijl het inwoneraantal toenam van 43.000 tot 91.000. Bij die nieuwe inwoners waren veel gezinnen met kinderen, die de saaie buitenwijken verlieten voor een stedelijk bestaan. Zeer belangrijk volgens Beasley, want kinderen zorgen voor levendigheid op straat en voor sociale contacten tussen alles en iedereen. Gezinnen zijn de dragers van de nieuwe stedelijkheid.

Vancouver  is succesvol, maar toch bleek Beasley jaloers op Nederland te zijn. ‘Jullie steden zijn zeer levendig, iedereen wandelt en fietst. Nederland loopt voorop, want de stad van de toekomst is de stad met een goede en levendige openbare ruimte en goed bruikbaar groen, dat zijn de steden die inwoners trekken, die de mensen trekken die de kenniseconomie draaiend houden. Bewaak deze kwaliteit, hij is niet vanzelfsprekend!’ Die waarschuwing kunnen we maar beter in onze oren knopen en ook in nieuwbouwwijken toepassen, want Beasley is waarschijnlijk niet in Leidsche Rijn of Almere Buiten wezen kijken