Recensie

Complexe lego

In de KAdE, de spiksplinternieuwe Kunsthal van Amersfoort, werd op maandag 6 april een Architectuurcafé gehouden. Een primeur, aangezien het door architect Juan Navarro Baldeweg ontworpen gebouw officieel nog niet is geopend. De veelbelovende titel van de bijeenkomst – ‘De veelvormigheid van virtuele architectuur. Hoe onbegrensd zijn de mogelijkheden?’ – loste niet alle verwachtingen in maar gaf wel een aanzet tot reflectie over het maakproces van architectuur in digitale tijden.

CET project van ONL in Budapest (nog niet gerealiseerd)

Het was even zoeken naar de ingang van de KAdE, maar op de overvolle bouwplaats bleek een klein pad te zijn vrijgemaakt. Binnen wachtte een lounge-achtige setting. Geluidseffecten en beeldprojecties op de wanden van de nog kale ruimte deden een poging de zintuigen van het publiek te prikkelen. De organisatie ging zelfs zo ver om geestverruimende middelen uit te delen (placebo’s wel te verstaan) om de interactie tussen fysieke aanwezigheid en de virtuele veelvormigheid die op de schermen werd getoond, te versterken.

Ronald van Aggelen – architect en betrokken bij Climate Control AV, een creatief bedrijf dat audiovisuele communicatie-concepten ontwikkelt – leidde de avond in met een betoog over de impact van de digitale revolutie. Internet en virtualiteit beïnvloeden meer dan we eigenlijk beseffen ons dagelijks leven. Op ingrijpende wijze is de manier waarop we met informatie omgaan veranderd, zijn er compleet nieuwe virtuele werelden ontstaan en maken miljoenen mensen actief deel uit van virtuele sociale netwerkgemeenschappen.
De snelheid waarmee we deze ontwikkelingen accepteren, werd overtuigend geïllustreerd met een filmpje waarin Kevin Kelly, hoofdredacteur van Wired magazine, een helder betoog hield over wat internet ons in de afgelopen 5000 dagen tijd heeft gebracht. Zijn boodschap: er heeft een ware revolutie plaatsgevonden maar we zijn er totaal niet verbaasd over, we aanvaarden het gelaten, wellicht te gelaten. Kelly filosofeert geanimeerd over wat ons de komende 5000 dagen te wachten staat, en wat het eigenlijk betekent dat de hele wereld feitelijk door één enkele machine, namelijk het WorldWideWeb, met elkaar in verbinding staat.

Volgens Van Aggelen verkleinen virtuele werelden afstanden, maar tegelijkertijd verliezen we zo ook veel grip op de realiteit. Want waar is de werkelijke binding nog met wat je aan het doen bent en met wie je communiceert? En wat betekenen al deze ontwikkelingen eigenlijk voor de architectuur? Is er niet een te grote rol weggelegd voor de computer in het vormgeven en vastleggen van de visuele fantasieën van architecten? En in hoeverre leidt een virtuele ontwerpmethodiek tot een eentonige vormentaal? In het vocabulaire van Zaha Hadid is volgens Van Aggelen de vaas of het meubelstuk niet meer te onderscheiden van het gebouw. Hoe onbegrenst zijn de mogelijkheden?

CET project van ONL in Budapest

Chris Kievid, de tweede spreker van de avond, relativeerde de angst voor ´het onbekende´ en ziet vooral veel kansen voor de architectuur weggelegd. Kievid, architect bij ONL [Oosterhuis _Lénárd] en verbonden aan de onderzoeksgroep Hyperbody van de TU Delft. Kievid zette aan de hand van de Acoustic Barrier – de geluidswal langs de A12- en de Hessing Showroom uiteen wat de potenties zijn van parametrisch ontwerpen. Volgens hem kunnen door deze methode reële gebouwen fors goedkoper, efficiënter en sneller worden gerealiseerd dan traditioneel ontworpen gebouwen. Het door ONL ontwikkelde file-to-factory principe, waarin het parametrische computermodel van de architect direct gekoppeld is aan de software van de uitvoerende partijen, verkleint de afstand tussen ontwerp en het te realiseren gebouw aanzienlijk. Wijzigingen zijn snel door te voeren en het gebouw kan op de bouwplaats worden geassembleerd. Feitelijk kun je deze manier van ontwerpen en bouwen gelijkstellen aan een complexe vorm van lego, stelt Chris Kievid. En ja daar is nog altijd een architect voor nodig, voegt hij er snel aan toe. De architect blijft ten alle tijden nodig om de parameters te bepalen, om de lijnen te zetten kortom om het hele proces te leiden.

Ontwerpbeslissingen zijn bij ONL dus in feite programmeerbeslissingen, met de architect in een nieuwe rol als computerprogrammeur. Hoe volgzaam kun je zijn aan de computer en wat betekent dit voor de verschijningsvorm van architectuur? De kritiek van Van Aggelen dat deze ontwerpbenadering uiteindelijk allemaal hetzelfde type gebouwen oplevert wordt door Kievid fel tegengesproken. Non-standard architecture leidt wel degelijk tot specifieke architectuur met als niet onbelangrijk voordeel dat een blob-achtige vorm economisch gezien het meest rendabel is, vooral door de reductie van het totale geveloppervlak.
Een opmerking uit het publiek dat de vloeiende bewegingen in de ontwerpen van Zaha Hadid consequent doorlopen in de plattegronden, in tegenstelling tot de gebouwen van ONL, bracht Kievid enigszins in verlegenheid. Zijn ontnuchterende antwoord: als architect blijf je uiteindelijk toch afhankelijk van de opdrachtgever, de kostencalculator, de constructeur. De veronderstelde controle over architectuur blijkt ook bij een parametrische ontwerpbenadering niet altijd gegarandeerd.

Na afloop voelde ik me een beetje ongemakkelijk. Het was zeker geen oninteressante avond geweest, maar voor het aanwezige vakpubliek hadden beide lezingen nauwelijks iets nieuws ingebracht en een inhoudelijke discussie met het publiek bleef jammer genoeg uit.
Terwijl het streven van onderzoeksgroepen als Hyperbody en bureaus als ONL om nieuwe ontwerpmethodieken te ontwikkelen en de vraag hoe deze zich verhouden tot het traditionele bouwproces, een ontzettend relevant gegeven is en voldoende aanleiding zou moeten zijn voor een stevig debat.