Feature

Informele stedenbouw

Everyone is talking;
no-one is listening.
Everyone wants to design;
doesn’t anyone want to think?

In februari gaven de in Caracas (Venezuela) woonachtige Alfredo Billembourg en Hubert Klumpner (Urban Think Tank / u-tt) een lezing over informele stedenbouw in de Academie van Bouwkunst Amsterdam.

Caracas Foto Alex Lanz

De lezing maakt deel uit van de Capita Selecta reeks Thin City, die focust op ultra licht bouwen. Terwijl eerdere lezingen in deze reeks zich vooral op techniek en constructie concentreerden was het bij u-tt vanaf begin duidelijk dat het hen meer om de inhoud van de boodschap gaat, dan de vorm. De avond leek dan ook meer op een tweemans-agitprop show dan een architectuurlezing; het enthousiasme en de urgentie zijn duidelijke te voelen. Als goed ingespeeld team wisselen Billembourg en Klumpner elkaar af. Later op de avond gaat het ze niet snel genoeg en ze vallen elkaar steeds vaker in de rede. De flip-over speelt een net zo belangrijke rol als de beamer.

Een vraag die de stemming van de avond goed omschrijft wordt door Klumpner meteen aan het begin van de lezing gesteld: “What happened to Holland?” Waar komt de nieuwe liefde voor iconografische gebouwen vandaan? Amsterdam was altijd hun droombeeld voor het rijke en democratische naast elkaar bestaan van verschillende functies. Een stad waar je vanuit je hotel direct naar een coffeeshop kon gaan, dan naar een museum, vervolgens naar het café voor een biertje en ook een hoer kon bezoeken, en dat alles in hetzelfde stedelijke bouwblok. Nederland heeft een rijke geschiedenis met architecten zoals Herman Hertzberger en Piet Blom, die samen met Candelis Woods over de sociale betekenis van gebouwen en steden nadachten en nieuwe concepten zochten. Deze architecten gebruikten steden zoals Casablanca als laboratoria voor nieuwe gebouwvormen en sociale woonprojecten. Volgens u-tt wordt het tijd dat de Nederlandse architecten hun geschiedenis herontdekken. Al voor het begin van de lezing is er een film te zien over het barrio van Caracas, gemaakt door een Amsterdamse filmcrew. De film die ook op Youtube is te vinden, laat goed zien binnen welke context en met welke motivatie Billembourg en Klumpner werken. Meer dan de helft van de bewoners van Carracas leven in slopenwijken (in Sao Paulo zelfs 70%). De mensen trekken van het platteland naar de steden terwijl ze weten dat ook hier geen werk voor hen is. In tegenstelling tot vroeger komen ze nu ook, omdat ze willen meedelen in het comfort en glamour zoals deze wordt gepresenteerd door de media. “They come to the city because they want to have a cell phone, too.”

Om het iedereen helemaal duidelijk maken dat het op deze avond niet alleen over architectuur zal gaan laten Billembourg en Klumpner ter inleiding foto’s van natuurrampen in de derde wereld zien en een krantenartikel over de crisis en haar gevolgen. Hun reactie op de financiële crisis is laconiek: “What goes around comes around.” Zij voorzien een crisis van onvoltooide gebouwen – en ze houden ervan. In plaats van de objectgeoriënteerde architectuur propageren zij een architectuur als acupunctuur. Door lokaal op de juiste manier in te grijpen, niet alleen een object te ontwerpen maar een economisch en sociaal proces in gang te zetten, zijn zij ervan overtuigd dat hun projecten niet worden geraakt door de globale problemen. De crisis is een kans om met de noodzakelijke seriositeit duurzame oplossingen voor de echte problemen van deze wereld te vinden.

Kabelbaan in aanbouw foto: Dodeckahedron

Hun tweede overtuiging is dat de sloppenwijken de perfecte laboratoria voor architecten en stedenbouwkundige uit de hele wereld kunnen zijn. Uit hun lezing spreekt bewondering voor de standvastigheid van slumzones. Tot voor kort werden de sloppenwijken in Caracas niet eens in de stadsplattegronden ingetekend. De zones met de grootste bebouwings- en bevolkingsdichtheid werden in de kaarten als ‘Zona verde’ = groenzone aangeduid. Volgens u-tt kan dit ook letterlijk worden genomen: de bewoners van de niet ingetekend gebieden zijn onzichtbaar, ze worden niet als inwoners geaccepteerd. En omdat ze niet op kaart staan krijgen de bewoners van de sloppenwijk geen elektriciteit, geen aansluiting op de riolering, geen water, is er geen enkele aansluiting op het openbaar vervoernetwerk, en zijn er geen politieposten.

Sloppenwijken zijn volgens Billembourg en Klumpner interessant als werkgebieden voor stedenbouwkundige en architecten op drie niveaus:
Humanitair. Het is van belang om de omstandigheden en gewoontes te begrijpen. Hoe leven de mensen in hun buurt en in de stad? Hoe gebruiken ze hun omgeving? Bijvoorbeeld: de bewoners van de barrios betalen meer voor voedsel en water dan de mensen in de formele stad. Hoe verder je de berg omhoog klimt hoe duurder water wordt. De barrio is de enige plek in Carasas waar een liter water meer kost dan een liter benzine.
Theoretisch. De barrio als laboratorium.
Ontwerptechnisch. De barrio heeft een non-lineaire structuur, die overlapt, beweegt, groeit en oncontroleerbaar is. In deze samenhang werken alleen flexibele en robuuste modellen, niet tot in detail ontworpen producten.

De projecten van u-tt raken al deze niveaus. Het meest spectaculaire voorbeeld dat ze die avond lieten zien is een kabelbaan voor een barrio in Caracas. Aan het begin van het project stond een eenvoudige idee: Wat als je de berg vol huizen niet als berg vol huizen ziet maar als een huis zo groot als een berg? Dan heb je een huis met ca. 38 verdiepingen. Zo’n huis heeft een lift nodig. De functie van lift wordt hier vervuld door de kabelbaan, die de top van de berg verbindt met twee metrostations. Rondom de constructie van de kabelbaan wordt de barrio met vele kleine ingrepen verbeterd: nieuwe trappen naar de stations, groene speelpleinen, openbare toiletten en een woon-, werk- en sportgebouw aan de rand van de formele stad, bestemd voor bewoners die voor de constructie van de kabelbaan moesten wijken.

De boodschap van u-tt bestaat uit drie delen:
– In de wereld van vandaag kunnen we het ons niet veroorloven in de oude wereld en haar overtuigingen te blijven hangen;
– Het gaat niet om het maken van een ontwerp maar om het ontwerpen van een proces;
– De architect moet zijn rol nieuw definiëren: Hij moet zelf projecten ontwikkelen en partners zoeken. Indien nodig moet de architect zelf om geld lobbyen om het project te realiseren.
Het verhaal van Billembourg en Klumpner gaat vooral om de nieuwe opgave voor architecten en stedenbouwers. De opgave van de architect is volgens u-tt niet het ontwerpen van objecten of gebouwen maar het samenbrengen van top-down infrastructuur en bottom-up initiatieven. Architectuur kan niet meer hoofdzakelijk over ontwerp gaan, het gaat om ’the power of full engagement’. Alleen door een gevoel voor gemeenschap kunnen ontwerpers een verschil maken.

Dit klinkt misschien allemaal als vaag psycho-talk, maar Billembourg en Klumpner hebben in korte tijd veel projecten gerealiseerd, projecten die laten zien dat het niet alleen bij mooi praten blijft, projecten die daadwerkelijk een verschil maken. Hoe zit het nu met Holland? Billembourg en Klumpner denken zelf dat hun proces niet een op een te vertalen is. Ook zij profiteren van de relatieve regelloosheid in de barrios. Hun eerste advies is dan ook: “Get rid of your rules!”