Nieuws

Bij nader inzien: de Copan in São Paulo

De koffie is het eerste wat bij me boven komt als ik denk aan de Copan. In het gigantische, golvende gebouw van Oscar Niemeyer in het centrum van São Paulo, rook het bij binnenkomst namelijk altijd naar espresso en verse kaasbroodjes van het barretje in één van de entrees.

Een jaar of tien geleden woonde er een nicht van me, een Nederlands architecte, die vrienden was geworden met de conciërge. Via hem kreeg ze een appartement in het complex te pakken. Het was een tweekamerwoning, twee laadjes naast elkaar, een woon- en slaapkamer, plus een piepkleine keuken en natuurlijk de douche, ingeklemd tussen de beroemde zonweringen. Het was één van de 1.160 woningen in de woontoren, die verdeeld is in de departementen A tot en met F, van kitchenettes tot riante vierkamerwoningen. De Copan is 140 meter hoog en is zo groot dat het een eigen postcode heeft. Het gebouw telt twintig liften, 72 winkels, 5.000 bewoners en een bioscoop die als kerk dienst deed, de Renascer em Cristo. Daar deed ik in 1997 zeer gefascineerd mijn eerste ervaring op met de evangelische cultus in Brazilië. Mensen die God aanriepen voor het overwinnen van alle financiële en amoureuze strubbelingen in hun leven. Ik ging er ook voor het eerst naar de schoonheidssalon, waar ik, het voorbeeld volgend van mijn reeds geïntegreerde nicht, mijn benen en oksels liet harsen. Een ware inwijding in Brazilië, een microkosmos te midden van het krioelende oude centrum van de stad.

Vanuit het appartement op de 31ste (de op één na laatste) verdieping zag je de helikopters onder je voorbijvliegen, op zoek naar de landingsplaatsen op de daken van de stad. Het geruis van het verkeer beneden was constant aanwezig, 24 uur per dag, en leek in de hoogte luider dan beneden. Later heb ik van een musicus gehoord dat dit klopt: hoe hoger in de lucht des te minder tegenspel de geluidsgolven krijgen, zodat ze vrijuit gaan rondzingen. Zoiets. Ik weet dat het lawaaierig was.
Maar bij terugkomst uit het centrum, met zijn zwervers rondom het Praça da República, straatverkopers en advocaten, was de Copan altijd een verademing.
Dat was eind jaren negentig. Korte tijd later zou mijn nicht verhuizen naar de Jardins, een groene wijk met vooral laagbouw in het zuiden van de stad, vlakbij het grote Ibirapuerapark. Het nieuwe appartement was een stuk groter en rustiger, maar de heimwee naar de Copan bleef, zowel bij haar als bij mij.

De Copan werd in de jaren vijftig door Oscar Niemeyer (1908) ter ere van het 400-jarig bestaan van de stad in 1954 ontworpen. Het was de tijd waarin São Paulo eindelijk van een onbetekenend provinciestadje (in 1870 had São Paulo nog maar 37.000 inwoners) begon uit te groeien tot een ware metropool. In de jaren dertig was de industrie al op gang gekomen en vanaf de jaren vijftig stootte die met de opkomst van de auto-industrie door. São Paulo werd een miljoenenstad en wilde er een icoon bij om zijn kleinstedelijke karakter definitief af te schudden. Omdat de gemeente het toerisme centraal zou stellen in het eeuwfeest, bestelde de Companhia Pan Americana de Hotéis bij Niemeyer een hotel van 600 appartementen en een woontoren van 30 verdiepingen. Dat hotel is er nooit gekomen. Het bouwbedrijf ging failliet. De Bradescobank nam de bouw van de Copan over, die pas in 1969 gereed kwam. Toen had Niemeyer zijn handen er al lang vanaf getrokken.

Hoewel het gebouw dus niet helemaal werd zoals zijn meester had bedacht, is het wel een icoon geworden voor de stad. Zoveel ansichtkaartenplaatjes heeft São Paulo niet – het toerisme is nooit op gang gekomen – maar het golvende gebouw, bijgenaamd de Wave, ligt elegant met zijn vrouwelijke rondingen uitgestrekt tussen de andere vierkante hoogbouw. Het is een plaatje. De zonnepanelen die de rondingen nog verder benadrukken, vormen daarbij een vrolijk lijnenspel. Binnen is het jaren vijftig interieur bewaard gebleven, aanvankelijk door verwaarlozing, maar sinds 1993 dankzij een grotere zorg door de bewonersassociatie. Terwijl vroeger zo’n zeventig procent werd verhuurd, woont nu zeventig procent van de eigenaren zelf in het pand, vertelt de al vijftien jaar geleden verkozen voorzitter, Affonso Celso Prazeres de Oliveira.

São Paulo begint sowieso eindelijk wat meer waarde toe te kennen aan zijn historische parels. São Paulo is altijd een grillige stad geweest, die versprong met de jaren. Zo is het centrum waar de Copan staat al enkele decennia het echte centrum niet meer. Dat heeft zich vele kilometers verschoven, naar Berrini en Alphaville, waar de grote bedrijven zich vestigden, en naar de overdekte winkelcentra. Alleen dankzij de rechtshoven en advocatenkantoren heeft het oude centrum iets van zijn allure behouden. En dankzij bouwwerken als de Copan en de oude stationgebouwen, waar vroeger de immigranten aankwamen. Deze worden sinds eind jaren negentig gerestaureerd door de gemeente. Men hoopt daarmee de rijke middenklasse terug te halen. Maar het blijven voorlopig eilandjes te midden van het stinkende ‘crackland’ (Crackolândia) met zijn zwervers, straatkinderen en hardwerkende armen. Zij kunnen tenminste wél in de kerk van de Copan terecht, al blijkt die al een jaar op last van de gemeente gesloten te zijn. Maar de koffie pruttelt nog en nagels worden er ook nog volop gelakt.