Opinie

Copyright is for losers, van © naar CC

Het auteursrecht voor architecten is een juridische wassen neus, aan gerechtelijke uitspraken is geen touw vast te knopen en het is moreel dubieus dat architecten zich op hun auteursrecht beroepen. Als dat nog geen reden is om de houding ten aanzien van het auteursrecht te veranderen, dan is er altijd nog het argument dat het auteursrecht een rem op innovatie is. In deze opinie een pleidooi voor Creative Commons licenties voor architecten.

Copyright is for losers. Met deze strijdkreet opent de Britse graffiti artiest Banksy zijn recente boek met een overzicht van zijn illegaal aangebrachte kunstwerken. En gelijk heeft hij, als je ongevraagd een werk van kunstzinnige aard in de openbare ruimte plaatst, moet je niet gaan zeuren als anderen dat werk kopiëren, veranderen of verwijderen. Architectuur heeft in dat opzicht veel gemeen met graffiti; het wordt ongevraagd (door anderen dan de opdrachtgever/gebruiker) geplaatst in de openbare ruimte, er valt niet aan te ontkomen en het heeft te ‘lijden’ onder verandering en kopieergedrag zonder toestemming van de oorspronkelijke maker. Het enige verschil is dat architectuur een van overheidswege gesanctioneerde interventie in de openbare ruimte is. En dat architecten in tegenstelling tot graffitikunstenaars en andere 21ste-eeuwse creatieven uit de hiphopcultuur, de informatietechnologie en de nieuwe media, wél gehecht zijn aan de bescherming van hun geestelijk eigendom. Ook al weten ze nauwelijks wat die bescherming nu eigenlijk inhoudt (lees daarom eerst de ‘Korte cursus auteursrecht voor architecten’ ) en dus ook niet waarom het zo belangrijk zou zijn om daaraan vast te houden. Het wordt tijd daarmee op te houden en aansluiting te zoeken bij de ‘cut and paste’ en ‘sharing’ cultuur van de 21ste eeuw. Het wordt tijd om de staande praktijk van delen (of pikken en verminken als je wilt) te sanctioneren en te reguleren door een nieuw praktijk van Open Source en Creative Commons.

De krampachtig houding ten aanzien van het auteursrecht onder architecten is allereerst hopeloos negentiende-eeuws, want het huldigt nog steeds het principe van kunst als ‘allerindividueelste uiting van een allerindividueelste emotie’ (of tenminste een allerindividueelst idee). Die houding is in de huidige gemediatiseerde en geglobaliseerde samenleving door de razendsnelle verspreiding van cultuuruitingen onhoudbaar geworden, en wordt dus nauwelijks nog serieus genomen. Daarnaast is het auteurrecht natuurlijk sowieso een negentiende-eeuwse uitvinding, een vervolg op en gevolg van de patentwetten die in het toen ontstane kapitalistische systeem de positie van de industrieel/kapitalist moesten beschermen. Uiteindelijk beschermt de auteurswet de ontwerper/kapitalist natuurlijk net zo goed vooral tegen het gebruik van zijn werk door de massa’s. En dat is in het geval van architectuur des te kwalijker, aangezien die massa’s de gebruikers van het werk zijn, diegenen waar het allemaal voor bedoeld is (als je tenminste de promopraat van de gemiddelde architect wilt geloven).
Het geloof in de beschermende werking van het auteursrecht is bovendien nogal futiel. Zelden wordt een door een architect aangespannen rechtszaak over inbreuk op het auteursrecht bevredigend afgesloten. Het is een juridisch grijs gebied en aan de tegenstrijdige uitspraken is geen touw vast te knopen. In de meeste kunsten is de uitoefening van de wet problematisch, maar zeker in de architectuur, waar de uitoefening van het vak zo sterk is gebaseerd op en is gebonden aan traditie en het voortbouwen op eerdere, door anderen opgedane kennis en ervaring. Elk architectonisch ontwerp is in zeker zin een ‘afgeleide’ (pastiche, hommage, parafrase, maar allemaal zonder bronvermelding) van een ander ontwerp. Iedere architect pikt (op straat, uit de tijdschriften, op lezingen en congressen) en geen architect is in staat een volledig oorspronkelijk werk te concipiëren. Anderzijds is elk architectonisch ontwerp, ook al is het ‘gestolen’, door wisselende context toch ‘uniek’ (het staat altijd op een andere plaats met andere condities dan het ‘oorspronkelijke’ werk), en valt er alleen daarom al weinig te beschermen.
Als het gaat om architectuur is het beroep op het ‘morele recht’, de bescherming tegen verminking etc, op zichzelf amoreel. Architectuur produceert immers gebruiksvoorwerpen. Als het gebruik vraagt om een extra dakkapel, een zonwering, een kippenhok of een extra verdieping, is het in tegenspraak met dit gebruiksaspect als de architect dit tegenhoudt met beroep op auteursrecht. Anders dan vrijwel alle andere kunsten is architectuur bij uitstek een publieke kunst. De uitingen worden pontificaal en onontkoombaar in het publieke domein ‘tentoongesteld’. Er valt niet aan te ontkomen. Beroep doen op een particulier recht is bij een dergelijke publieke uiting op z’n zachtst gezegd egoïstisch.
Er is dus van alles voor te zeggen om daar mee op te houden. Het delen van kennis en ervaring, zodat ongehinderd, snel en adequaat kan worden doorgewerkt naar verbeterde versies, is het wezen van innovatie. Het auteursrecht is daarop absoluut niet ingericht; het is een beschermingswet, geen deelwet. Vasthouden aan het auteursrecht is een rem op vernieuwing en verbetering.
Gelukkig is er een uitweg uit deze situatie. In de nieuwe creatieve culturen, met name in de informatietechnologie en op het internet, zijn slimme oplossingen bedacht die het delen van oorspronkelijk, creatief werk (tekst, beeld, muziek, software) reguleren en die daardoor in staat zijn razendsnel te innoveren. De twee belangrijkste principes zijn; open source en creative commons.

Open Source is het vrijgeven voor gebruik en doorontwikkeling van de bron (source) van een product. Daarmee wordt (binnen door het collectief gestelde grenzen) afgezien van beroep op intellectueel en industrieel eigendom. Meestal gaat het hierbij om software. Bekende voorbeelden zijn de Unix-afgeleide Linux, de webserver Apache, Wikipedia en andere wiki’s, open browsers als Firefox, Open Office, het alternatief voor MS Office et cetera. Op het gebied van hardware is er OpenSparc, een open source processor. Maar het principe is ook op andere gebieden toe te passen. Zo circuleert er een open source colarecept, werkt het Tropical Disease Initiative, om de monopolie en het prijsbeleid van de farmaceutische industrie te omzeilen, aan open farmaceutische recepten en een grote groep ontwerpers aan het OSCar Project, een collectief auto-ontwerp via internet. En er zijn veel meer voorbeelden. In Nederland probeert iemand als Dennis Kaspori al lang om een dergelijke open source cultuur in de architectuur te promoten. Tot nu toe helaas met weinig breed gedragen resultaat. Het principe van open source is echter bij uitstek geschikt voor het maken van een collectief ontwerp, waarbij architecten en gebruikers samen werken aan de gebouwde omgeving.

Creative Commons is een verfijnde en op maat gesneden licentieregeling voor kopieer- en gebruiksrecht die eveneens uitgaat van sharing, maar waarbij het intellectueel eigendom niet wordt ontkent. Ofwel: niet ‘alle rechten voorbehouden’ maar ‘sommige rechten voorbehouden’. In dat opzicht is het principe van Creative Commons beter toegesneden op het oplossen van de in dit artikel geschetste auteursrechtproblematiek. Met een Creative Commons licentie wordt het auteursrecht behouden, maar wordt het werk vrijgegeven voor bepaalde vormen van gebruik. Welke vormen van gebruik worden toegestaan kan per licentie worden geregeld, maar er zijn een aantal standaardprincipes (zie onder meer website creativecommons.nl). Voor elk principe (geheel vrijgeven, alleen gebruiken maar niet veranderen, geen commercieel gebruik et cetera) is een standaardovereenkomst te downloaden, die aan het vrijgegeven werk kan worden gekoppeld. Op dit moment wordt het principe al veel gebruikt door auteurs, componisten, fotografen (veel Flickr foto’s zijn vrijgegeven onder een vorm van CC) en softwaremakers. Voor vormgevers en architecten zijn nog geen goed uitgewerkte standaardovereenkomsten. Dat lijkt me een mooie taak voor de BNA of, als die niet wil, clubs als Booosting.
Aangezien de bescherming van het auteursrecht op architectonische ontwerpen nogal lastig is, kan het zijn dat het vrijgeven van een ontwerp door middel van een CC-licentie eveneens problematisch is. Want als je zelf iets pikt, mag je het niet als een soort Robin Hood van de architectuur zo maar aan iedereen gratis uitdelen. Maar dat is een punt van later zorg, laten we daar eerst maar eens een proefproces over beginnen. Intussen is het wel zo dat technische vondsten – en elke architect bedenkt wel eens een slimme oplossing waar andere architecten hun voordeel mee kunnen doen – veel gemakkelijker kunnen delen. Daar zouden we mee kunnen beginnen.

Dus architecten van Nederland sluit je aan bij de open source cultuur van de 21ste eeuw en begin met het creëren van een cultuur van delen in de architectuur en het bouwproductontwerp. Doe niet zo schijterig over dat auteursrecht voor ontwerpers. Het is toch grotendeels een wassen neus. Ontwikkel Creative Commons Licenties voor de architectuur en de bouw. Zet een collectieve database op van deze licenties, met de voorwaarden en met gelicenceerde producten en ontwerpen, en deel deze informatie met de wereld. Bevorder de innovatie door het daadwerkelijk delen van kennis en ervaring met de gehele architectuur en bouwwereld.
Go Open Source!