Recensie

De 1000 levens van Jan De Vylder

In het kader van de tentoonstellingsreeks Niche in Bozar (Brussel) gaf Jan De Vylder een lezing over de recente oplevering van een opmerkelijk gebouwencomplex voor de prestigieuze dansgezelschappen Les Ballets C de la B en LOD op de historische plek van het klooster de Bijloke in Gent.

maquette van het definitief ontwerp (2005) voor Les Ballets C de la B en LOD in Gent, Jan De Vylder

Het tentoonstellingsconcept van Niche is bijzonder strak. Eén bureau, één project, één maquette – dat is alles wat de bezoeker te zien krijgt. Althans, de tentoonstelling bestaat om voor de hand liggende redenen uitsluitend uit het laatste element, de maquette. Bijgestaan door de brochure kan de bezoeker een beeld krijgen van het ontwerp en de carrière van de architect. Jan De Vylder is de vierde architect die een maquette plaatst in de wandelgangen van het Paleis voor Schone Kunsten.

Uit de gekozen presentatiewijze voor de Niche-reeks – een serie naakte maquettes op een sokkel in een nis – spreekt de manier waarop architectuur in België opgevat wordt als één der laatst erkende kunstvormen. Als resultaat van een verheven kunstvorm hoeft de maquette zich niet te verantwoorden voor haar vanzelfsprekende verschijning. De maquette laat het hoe en waarom aan de verbeelding van de toeschouwer en presenteert de architecturale praktijk in haar volle glorie. Ook in de brochure valt weinig op te maken over de ambitie van Gent om na de beeldende kunst (met het SMAK en Jan Hoet) nu ook dans en ballet in te schakelen als opstapje naar het creatieve tijdperk.

Gelukkig kreeg Jan De Vylder de ruimte om in een lezing met behulp van woord en beeld te verhalen over de wonderbaarlijke verschijning van de oogstrelende productiehuizen voor Les Ballets C de la B en LOD. Het is toch wel een vreemde situatie dat de architect wél vrank en vrij over allerhande vermakelijke randvoorwaarden van het ontwerp spreekt, terwijl die in de brochure weggezet worden als triviaal ten opzichte van de grootse ontwerpgebaren van de architect. Traditioneel is het de curator die het werk van de kunstenaar/architect inleidt en omkadert, vandaag levert de architect het benodigde commentaar bij het werk van de curator.

gevel van het complex door Jan De Vylder (foto: Filip Dujardin)

Jan De Vylder blijkt het auteurschap niet op te eisen. In de eerste plaats is er een heel ontwerpteam aan het werk, waarvan de leden in de lezing meermaals met naam genoemd worden en uitgebreid bedankt (van de laatst gearriveerde stagiair tot vroegere zakenpartner Trice Hofkens). Ook is er de samenwerking met landschapsarchitect Bas Smets die de frivole geveltekening aanbracht door cementruitleien weg te nemen en zo de onderliggende structuur te benutten als klimstructuur voor groenaanplanting. Bovenal biedt Jan De Vylder inzicht in de manier waarop talrijke ontmoetingen – vaak in de vorm van confrontaties – een bijzonder grote rol spelen in de totstandkoming van zijn oeuvre en de manier waarop het zich vandaag aan ons presenteert.

Het ontwerp voor Les Ballets C de la B en LOD blijkt niet te begrijpen zonder het minimale medeauteurschap van de Dienst Monumentenzorg (die tegelijk respect eist voor de openheid én geslotenheid van de historische site), de stad Gent (die de bouwdruk op het terrein intensifieert en het beschikbare kavel inkrimpt), een niet nader genoemde politicus (die een veto stelde tegen cementruitleien aan de straatzijde en een werk van de Middeleeuwse schrijver Jacob van Maerlant op de gevel eist), een podiumtechnicus (die een kortsluiting in het bouwproces te baat nam om eigenhandig een hybride trap te ontwerpen met standaard trapspijlen en werfplanken), de opdrachtgever (die met haar creatieve achtergrond de architect meermaals bijstond in de strijd en hem er toe bracht om de gecontesteerde straatgevel te benutten als vierde, muzikaal podium) en tenslotte de aannemer (wiens gebreken in de uitvoering worden opgelost met wat De Vylder ‘aangetekende moulures’ noemt).

detail van het complex door Jan De Vylder (foto: Filip Dujardin)

Opvallend genoeg doet de inbreng van vele actoren in het ontwerp niets af aan de artistieke verschijning van de productiehuizen voor Les Ballets C de la B en LOD. Zo kan de beschrijving tellen waarin de Bijloke site neergezet wordt als een koek waarbij het gebouw inspeelt op de zeventien gevels van het terrein, zodoende een deuk in de gevel erft en met enig wrikken op zijn juiste plaats komt. Ook de ontwerpmethodiek wordt teruggebracht tot eenvoudige formele operaties als ‘knip knip knip’ en ‘schuiven draaien wringen’. Samen met de vele beeldimpressies op basis van kleuraccenten en ritmering in materiaal of verstilde situaties op de bouwwerf bieden deze aspecten het oeuvre van De Vylder alsnog een hoog artistieke waarde.

Ook de vaak ongevraagde inbreng van externen wordt door Jan De Vylder op dito artistieke manier verwerkt. Een gril van de financier, een idee-fixe van een politicus, een onduidelijk verlangen van de monumentendienst, een verandering in het programma van eisen, een inbreuk op de plannen door de aannemer… De uitdaging voor de architect bestaat erin om deze ‘gegevens’ – hoe onbegrijpelijk hun oorzaak ook is en hoezeer ze ook ingaan tegen het architecturale concept – op eigenzinnige wijze te incorporeren in het ontwerp. Een externe bemoeienis is voor Jan De Vylder met andere woorden niet de traditionele aanleiding voor een conflict omtrent het auteurschap. Eerder integendeel: deze kleine inbreuken op de autonomie van de architect dagen de architect uit om tot het uiterste te gaan en vormen zo vaker wel dan niet de unieke bron van esthetisch plezier.

Hoewel Jan De Vylder zijn eigen oeuvre graag in de lijn plaatste van zijn grote voorbeeld Wim Cuyvers, hét enfant terrible van de Belgische architectuur en in Nederland bekend door zijn ontwerp voor Stroom in Den Haag, is het precies deze complexloze artistieke blik die de architectuur van beide heren mijlenver van elkaar verwijdert. Eerder dan de grillige verwachtingen die op de architectuur geprojecteerd worden te politiseren binnen het ontwerp en zo te komen tot de typisch weerbarstige ontwerpen van Cuyvers, lijkt Jan De Vylder elk conflict om te buigen tot een speelse esthetische meerwaarde in het ontwerp. Achter dit beeld van de flexibele onoverwinnelijkheid van de architect/kunstenaar die zelfs de meest grillige en onduidelijke verlangens als meerwaarde weet te integreren in het ontwerp, staat dezelfde fantasie als de kat uit de tekenfilm wiens hoofd opgeblazen wordt door dynamiet om niettemin in de volgende scène intact verder te gaan in zijn onvermoeibare zoektocht naar de muis.