Steden als Amsterdam die willen verdichten én verduurzamen terwijl het klimaat verandert, hebben nog een lange weg te gaan. Een tentoonstelling in lokaal architectuurcentrum Arcam laat inspirerende voorbeelden zien, maar daar zit het probleem niet.
Als het aan de Amsterdamse wethouder Maarten van Poelgeest ligt is zijn stad in de toekomst compact én duurzaam. De hoofdstad koestert de groene gebieden rondom de stad en hoewel veel Westerse steden met een krimpende bevolking te maken hebben, is de verwachting dat Amsterdam haar aantrekkingskracht de komende decennia zal behouden. Met een bouwopgave van 80.000 woningen binnen de gemeentegrenzen in de komende twintig jaar zal gezocht moeten worden naar ruimte in de stad. Oningevulde of inefficiënt gebruikte gebieden zullen ten prooi vallen aan bouwwoede, tenminste, als de economische crisis is overgewaaid en de kabbelende bouwproductie weer op stoom komt.
Verdichting brengt vele uitdagingen voor de stad met zich mee. Meer woningen en mensen betekenen immers een grotere druk op de schaarse openbare ruimte, verlies aan groen in de stad, toenemende mobiliteit met bijbehorende vervuiling en meer problemen met de waterhuishouding – om er maar een paar te noemen. Toch denkt Van Poelgeest dat een compacte stad een duurzame stad kan zijn, zo liet hij onlangs weten tijdens een debat in Arcam. Schaalvoordelen van verdichting ziet hij vooral in de energieprestatie en een hogere bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Op dit moment heeft Amsterdam echter nog een zware dobber aan de uitvoering van één metrolijn door het hart van de stad. Daarbij zullen vergaande innovaties nodig zijn om negatieve verdichtingseffecten voor het milieu teniet te doen. Vele bouwprojecten in de hoofdstad worden niet alleen bemoeilijkt door de kredietcrisis, de schadelijke effecten voor het milieu houden ze ook nu al tegen. Hoewel Amsterdam allerlei initiatieven ontplooit om de luchtkwaliteit te verbeteren zoals het stimuleren van elektrisch vervoer en het weren van vieze vrachtauto’s uit de binnenstad kan Van Poelgeest nog wel wat uitvoerbare ideeen gebruiken. Eind 2009 komt de gemeente met een nieuwe structuurvisie tot het jaar 2020.
Met het debat waar Van Poelgeest sprak, werd de tentoonstelling De Stad van straks in Arcam geopend. Naast enkele bestaande milieuvriendelijke gebouwen in de regio Amsterdam, worden daar de resultaten getoond van de ‘fictieve’ opdracht Green Architecture die Atelier Rijksbouwmeester in 2008 voor de Zuidas uitschreef. Zo ontwierp Paul de Ruiter de Zuidkas, een gebouw geïnspireerd op de principes van een kas, met planten die voor een goed intern ecosysteem zorgen. Het ontwerp van bureau 51n4e werkt met verschillende lagen, als een deken die je naar gelang de temperatuur om kunt slaan. Dat zijn mooie voorbeelden, maar tijdens het debat werd maar weer eens duidelijk dat de grote milieuwinst valt te behalen bij gewone woningen in bestaande wijken van gewone Amsterdammers.
Het Milieucentrum Amsterdam organiseert ontwerpateliers over de verduurzaming en vergroening van de stad. De Baarsjes, een dichtbevolkt en intensief bebouwd stuk Amsterdam is daarbij als voorbeeld genomen. Van dit gebied wordt, volgens onderzoeker Jan Heins van het Milieucentrum, gedacht dat het nauwelijks groen te krijgen is. Toch is dat hard nodig, bijvoorbeeld om het overtollige water op te nemen dat als gevolg van klimaatverandering op de stad neerdaalt. Bovendien kan het urban heat island effect ermee gedempt worden; in steden is het door verstening altijd enkele graden warmer. In de ontwerpateliers is gekeken hoe de beschikbare ruimte benut kan worden voor vergroening en voor zelfvoorziening van zowel energie als agrarische producten. De resultaten die in de tentoonstelling zijn opgenomen tonen grazende koeien in de binnentuinen van woonblokken, straten vol appelbomen en volkstuinen, windmolens op platte daken, energietorens op het Mercatorplein en wegen die gebruikt kunnen worden voor het opwekken van energie. De gefotoshopte beelden scheppen inderdaad een totaal andere beeld van het huidige stadsdeel.
Toch is het de vraag hoe realistisch deze autarkische stad is, want ook al gaat het om mogelijke toekomstbeelden, ze staan wel erg ver af van de realiteit. Evelien Eshuis van de Amsterdamse Raad voor Stadsontwikkeling liet tijdens het openingsdebat dan ook weten dat het aan ideeën niet ontbreekt, maar dat de uitvoering een probleem is. Zij vindt het tijd voor keiharde milieueisen, terwijl politici of dat nu in Europa of Amsterdam is – meestal nog voor stimulering kiezen. Bovendien blijft de isolatie van bestaande woningen achter terwijl daar de grootste milieuwinst te halen valt. Bij nieuwbouwprojecten kan gekozen worden voor de ontwikkelaar die de beste energieprestatie levert, maar wetgeving belemmert woningcorporaties om milieu-investeringen door te berekenen in de huur, hoewel huurders profiteren van een lagere energierekening. Het is maar een van de voorbeelden waardoor grote stappen richting een duurzame stad blijven hangen in mooie plannen. Toch liet Rogier Noyon van woningcorporatie Stadgenoot tijdens het debat weten serieus werk te willen maken van het per woonblok opwekken van zonne- en windenergie. Op die manier kan de woningcorporatie energieleverancier worden voor de bewoners en zijn investeringen terugverdienen.
Tijdens het debat in Arcam werd weer eens duidelijk dat er nog een wereld te winnen valt als het gaat om een duurzame stad van de toekomst. Inspirerende ideeën kunnen laten zien wat mogelijk is, maar stedelingen vragen zelf nog te weinig om duurzame maatregelen en stevige eisen op het gebied van milieu ontbreken. Er gaapt een gat tussen droom en werkelijkheid; voorlopig bestaat de duurzame stad van de toekomst alleen nog als tentoonstelling.