Feature

Grondwet voor de Tussentijd

Tussentijd is de periode waarin tijdelijke gebruikers nieuw leven blazen in lege plekken en lege ruimten in de stad. Het Laboratorium voor de Tussenruimte organiseert projecten die de Tussentijd beschouwen. Om grip te krijgen op de mogelijkheden die deze plekken bieden, wordt er steeds meer nagedacht over het in kaart brengen van deze ontwikkelingen. Op donderdag 16 april presenteerde Stealth.unlimited (Ana Dzokic, Marc Neelen) en Iris de Kievith een creatieve gedachteoefening: Grondwet voor de Tussentijd.

Transvaal Den Haag

Kunstenaars, ontwerpers en bewoners zien de belangstelling groeien voor wat zij realiseren op de Tussentijd-plekken. Gretig wordt door ontwikkelaars en stadsbesturen gebruik gemaakt van het potentieel van de Tussentijd-plekken om veranderingen in een wijk of stadsdeel te forceren. Het denken over een Grondwet voor de Tussentijd past in de huidige ontwikkelingen waarin Tussentijd-gebieden zelf onderwerp van studie worden. De gedachte een grondwet te creëren voor deze Tussentijd-gebieden prikkelt om meerdere redenen. Ten eerste is het een oefening waarin de status en functie van de Tussentijd kritisch wordt bekeken, ten tweede voorziet de oefening in een wens de wildgroei van reglementen te ordenen teneinde interventies in de Tussentijd eenvoudiger te realiseren.

Het opstellen van de Grondwet voor de Tussentijd is een consciëntieuze onderneming geweest; de grondwet van de EU was een belangrijke referentie. De ambtelijke taal is nauwkeurig gereproduceerd om een geldigheid te suggereren die dit gedachtemodel bestaansrecht geeft.
Een van de taken van het Laboratorium voor de Tussentijd is het bevragen van de toekomstige functie van een gebied. Doel hiervan is ruimte te geven aan stedelijke complexiteit en dynamiek buiten de reguliere planning om. De Grondwet voorziet ook in het erkennen van de bijdrage die in de Tussentijd worden geleverd aan het ontwikkelen van symbolisch kapitaal en het evenredig verdelen hiervan. Een belangrijke kritiek van de makers van de Grondwet op de huidige ontwikkelingen gedurende de Tussentijd, is de onevenredige verdeling van opbrengsten tussen professionele partijen als ontwikkelaars en overheden en de ‘makers’ van deze opbrengsten. Ook zou de Grondwet moeten voorzien in een aantal vrijheden, bijvoorbeeld vrijheid van bestemmingsplan, onder andere nuttig voor onvoorziene functies, vrijheid van welstand en van bouwbesluit. Een van de praktische doelstellingen van de Grondwet is dat mensen niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. Normaal een goed streven, maar is het opnieuw uitvinden een wiel niet juist passen bij de exploratieve aard van de Tussentijd? Is hier niet juist tijd en plaats voor onervarenheid en leren? Of zou het maken van een Grondwet voor de Tussentijd juist dit experiment mogelijk maken door praktische obstakels te ondervangen? De belangrijkste vraag is dan ook, maak je door het institutionaliseren van de Tussentijd dingen mogelijk of maakt het een eind aan het pionierskarakter van de Tussentijd, en zou dit het inclusieve karakter niet veranderen in een exclusief karakter?

De term Grondwet roept natuurlijk associaties op met een apparaat van bureaucratie. Door iemand uit het publiek werd een kritische kanttekening geplaatst bij de Grondwet exercitie: wie zou de Grondwet eigenlijk moeten toetsen en handhaven? Wellicht zou choreografie of strategie een betere term zijn om de inrichting van de Tussentijd ruimtelijk en door de tijd te voorzien van een blauwdruk, zo suggereerde iemand. Weer iemand gaf voorbeelden uit New York, waar veel ontwikkelingen plaatsvinden in de Tussentijd. In Amerika wordt er duidelijk anders mee omgegaan, gemakkelijker lijkt het, vooral in gebruik, waar je door te tekenen en je eigen verantwoordelijkheid te nemen gevrijwaard wordt van reglementen en belemmeringen om zo ongestoord gebruik te kunnen maken van ‘gevaarlijke’ pioniersplekken in de stad.
De Tussentijd is interessant helemaal in deze tijd van crisis; ontwikkelingen baseren op de traditionele waardevermeerdering van vastgoed is ‘old school’ zei Annius Hoornstra van Haagwonen, ‘Waardestijging zal in de toekomst worden bewerkstelligd door activiteiten’. Het institutionaliseren van Tussentijd is volgens hem dan ook een interessant idee omdat de organisatie hiervan ineens belangrijk wordt; Tussentijd kan dan ook zorgen voor die waardevermeerdering door activiteit.

De status aparte van Tussentijd moge duidelijk zijn, ook de mogelijkheden die Tussentijd biedt voor alternatieve stedelijke ontwikkeling en zelfs als bron van innovatief ruimtegebruik is alom erkend. Of het vastleggen van deze status in een grondwet de juiste werkwijze is werd nauwkeurig ondervraagd op deze bijeenkomst. De wijken in transitie zijn gebaat bij ontdekkingen omtrent alternatieve manieren van creëren van waardevolle of nieuwe publieke ruimte in de stad. Het bedenken van de Grondwet past bij deze manier van onderzoeken, het gevaar schuilt echter wel hier in dat deze parallelle stedenbouwkunde ook een net zo’n theoretische exercitie blijft die zichzelf ondersneeuwt en daarmee de werkelijke plekken in de Tussentijd en de broodnodige activiteiten aldaar vergeet.