Recensie

Intense laagbouw in Groningen

Een tentoonstelling bij de dienst Ruimtelijke Ordening laat de resultaten zien van de woningbouwmanifestatie ‘Intense Laagbouw’ van de Gemeente Groningen; 52 plannen voor 30 locaties staan in hoge dichtheid opgesteld. Maar waar kijken we naar, een omvattend ontwerpend onderzoek of een bouwplannenparade?

Boterdiep City on a Roof, Onix

De manifestatie Intense Laagbouw past in de Groninger traditie waarbij het denken over de stad door de gemeente wordt gestimuleerd. Achterliggend doel is het instandhouden en versterken van de stad Groningen, als een compacte complete stad gelegen in het nagenoeg lege ommeland. Waar eerdere manifestaties zich richtten op de culturele betekenis van de stad – en daarmee op haar aantrekkelijkheid – door het realiseren van kleine objecten, paviljoens en tijdelijke interventies, richt men zich tegenwoordig meer op de kwaliteit en kwantiteit van de ‘gewone’ bouwproductie, en dan met name de productie van nieuwbouwwoningen. De Intense Stad – voorganger van Intense Laagbouw – heeft tot het daadwerkelijk uitvoeren van een aantal hoogbouwprojecten geleid, een deel daarvan is nog in ontwikkeling of aanbouw. De huidige manifestatie Intense Laagbouw is in feite een logische aanvulling daarop. De hoogbouwgolf heeft geleid tot een verzadiging van de appartementenmarkt en net als in de rest van Nederland is ook in Groningen vraag naar grondgebonden woningen. Naast dit argument vanuit de markt is het stimuleren van een verdichting van de stad met grondgebonden woningen ook een manier om de voorzieningen op peil te houden, verrommeling van het platteland te voorkomen en het woon-werkverkeer te beperken. Daarmee past het in de doelstelling van de gemeente om de duurzaamste stad van Nederland te worden.

Tentoonstellingsontwerp Intense Laagbouw

De presentatie in de hal van de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken van de gemeente laat de resultaten zien van de manifestatie. De 52 plannen die voor 30 locaties in Groningen zijn gemaakt zijn in hoge dichtheid en in meerdere lagen gestapeld tentoongesteld in een steigerconstructie. De vormgeving ondersteunt hierdoor het idee achter de expositie. De in een hoekje opgestelde maquette van het tentoonstellingsontwerp had dan ook een volwaardige plaats tussen de architectenmaquettes verdiend. De locaties zijn door de gemeente, corporaties en ontwikkelaars ingebracht en zijn veelal zieltogende bedrijventerreinen die grenzen aan woonwijken. Voor de grotere locaties heeft de gemeente steeds drie architecten uitgenodigd. Ook de marktpartijen hebben soms meerdere architecten een plan laten maken. Naast een groot aantal plaatselijke bureaus zijn ook architecten uit andere delen van het land gevraagd een ontwerp te maken evenals een handvol buitenlandse bureaus. Opmerkelijk is dat de buitenlanders overwegend woonachtig zijn ten oosten van Groningen (Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Italië). Naast de ‘officiële’ locaties hebben plaatselijke architecten op eigen initiatief voor specifieke plekken ontwerpen ingediend en zijn een aantal locatieloze generieke studies gemaakt.

Door de grote hoeveelheid plannen en de wijze van presenteren – een paneel en een boven een kaart van de context zwevende maquette – is het moeilijk om een totaalbeeld van de manifestatie te krijgen. Anders dan bij de Intense Stad, waar de nadruk lag op de verhouding van de plannen tot de totale stad en pas in tweede instantie op de architectonische uitwerking, gaat nu alle aandacht naar het stedenbouwkundige en architectonische beeld van ieder ontwerp op zich. Nu is laagbouw uiteraard ook minder ingrijpend op de context dan hoogbouw, echter de presentatie maakt het zelfs voor iemand die redelijk goed bekend is in de stad moeilijk om de inpassing in de directe omgeving te beoordelen. Wat blijft hangen is vooral de diversiteit: rijtjeswoningen, patiowoningen, gestapelde maisonnettes, terraswoningen, laagbouw appartementen, dakwoningen, tweedemaaiveldwoningen, puzzelstukwoningen, drijvende woningen en gestapelde blokjeswoningen en dat in een dichtheid die varieert van 19 tot 167 woningen per hectare (of in vaktermen tussen een netto FloorSpaceIndex van 0,31 en 1,2). De expositie is intens en compact maar lijkt een duidelijke focus te ontberen.

Intense laagbouw is niet nieuw, sterker nog, bijna alle stedelijke woningbouw tot het begin van de 20e eeuw valt onder deze noemer. Immers, pas met de introductie van de tuinwijken wordt woningbouw minder intens. De onderbreking in de traditie van bouwen in hoge dichtheid duurt niet lang want al in de stadsvernieuwing zo rond 1970 en een paar decennia later bij de bouw van Borneo/Sporenburg in Amsterdam wordt de draad alweer opgepakt. Door de gemeente Groningen is vrijwel zeker onderzoek gedaan naar deze recente en ook oudere voorbeelden. In de tentoonstelling en op de website is daar echter niets van terug te vinden. Dat roept de vraag op wat de manifestatie nu wil zijn: ontwerpend onderzoek naar het thema grondgebonden wonen in hoge dichtheden of een verzameling van concrete bouwplannen. De gemeente zal zeggen beide, echter de nadruk in de tentoonstelling ligt duidelijk op het laatste.

Wil de manifestatie Intense Laagbouw meer zijn dan een bouwplannenparade dan vraagt dit om een evaluerende en diepgravende publicatie waarin dé thema’s van intense laagbouw uit oude reeds gebouwde woningcomplexen en uit de ingediende plannen overzichtelijk worden gepresenteerd, geïnterpreteerd en van commentaar voorzien. Essentiële aspecten zoals adressering, entree, brievenbus (zoals een stedenbouwer het stelde: hoe leg ik aan de pizzakoerier uit waar ik woon), parkeren, bereikbaarheid hulpdiensten, aantal buren, sociale veiligheid, openbaarheid en beheer, zitten nu teveel verstopt in de plannen. En juist met het maken van adequate keuzes op al deze aspecten staat of valt het slagen van een intens woningbouwproject. Wellicht zelfs ieder bouwproject.