Feature

Eco versus hightech duurzaamheid

Rekenen met duurzaamheid, een lezing en debat georganiseerd door AIR en de Academie van Bouwkunst Rotterdam in De Unie, is mijn doel voor vanavond. Het is warm, broeierig en er hangt een knetterend onweer in de lucht. Een dag later heeft het nieuws mij geleerd dat het een historisch noodweer betrof, wat door de opwarming van de aarde steeds vaker voor zal gaan komen. Goed duurzaamheidweer.

Voorbeelden van High Tech duurzame gebouwen

De avond begint met een lezing van Wim Maassen, adviseur energie bij Royal Haskoning. De aankondiging van De Unie belooft mij dat Maassen alles wat ik had willen weten over BREEAM, LEED, Greencalc+ en andere methoden om duurzaamheid te meten, zal vertellen. Hij zal daarbij ingaan op de voor- en nadelen van de verschillende meetmethoden.
Duurzaamheid is echt iets voor mij. Mijn huis uit 1908 is zo (energie) lek als een mandje en mijn diesel van twaalf jaar oud staat ook niet in de eco top tien. Maar ik ben er wel van overtuigd dat alles wat nieuw gemaakt wordt, rekening moet houden met duurzaamheid.

Maassen legt helder uit dat EPC zich beperkt tot de gebouwgebonden installaties en rekent met standaardtechnieken en materialen. Greencalc+ is gedetailleerder en neemt watergebruik en de levensloop van het gebouw mee. Zo levert hergebruik van een bestaand gebouw je in dit programma een voordeel op. Een beetje twijfelachtig wordt het als Maassen vertelt dat esthetica meegenomen wordt in de berekening. Levert een mooi gebouw je ‘punten’ op? Jazeker! Als je aangeeft dat jouw mooie gebouw op waarde geschat zal worden door de mensen en dus lang blijft staan, scoor je beter.
GPR Gebouw® is misschien wel de makkelijkste methode om een gebouw te toetsen. Het programma is snel en niet erg gedetailleerd. Het wordt volgens Maassen onder anderen gebruikt door gemeenten om plannen te toetsen. Hmm…

LEED en BREEAM zijn het meest gedetailleerd. Ze houden rekening met de plek waar een gebouw komt te staan (moeten de medewerkers allemaal met een auto komen of kan iedereen fietsen). Ze houden rekening met de levensloop van een gebouw. Hoeveel energie er bijvoorbeeld nodig is om de bouwmaterialen te produceren en of het te huisvesten bedrijf lid gaat worden van een natuurorganisatie. Wat? Ja, als de gebruiker lid wordt van Greenpeace, is het gebouw groener. Een ander saillant voorbeeld. Een gebouw in Dubai scoort hoog doordat er een fietsenstalling is toegevoegd…. Jaja, in Dubai! Over vijftig jaar staat de hut te koop met in de advertentie: ‘voorzien van zo goed als nieuwe stallingruimte voor fietsen’.

Maassen geeft deze voorbeelden, om aan te geven hoe het niet moet. Hij stelt dat rekenprogramma’s een instrument zijn om de discussie over duurzaamheid op gang te brengen. Ontwerp niet op basis van rekenprogramma’s, waarschuwt hij, gebruik ze als checklist.
Een goede tip. Onze Rijksgebouwendienst heeft folders en boeken met voorbeelden van ‘duurzame gebouwen’, als je die een beetje na-aapt hoef je niet alles zelf te verzinnen. Een heel leerzame uitspraak volgt op een vraag uit de zaal: 'kies het rekenprogramma waarmee je jouw ontwerp het beste kunt verkopen'. Dat klinkt hoopvol.

Voorbeelden van Deep Eco duurzame gebouwen

De tweede helft van de avond bestaat uit een debat tussen twee groepen studenten van de Academie van Bouwkunst Rotterdam. Deep Eco en High Tech worden tegenover elkaar gezet. De korte stellingname van de Deep Eco studenten, Deep Eco has all the answers, is niet erg overtuigend. De groep komt met twijfelachtige argumenten. Het zou bijvoorbeeld beter zijn als we allemaal onze eigen sla zouden verbouwen. En de stad is een vorm van ‘verrommeling’ van de natuur. Ook het in elkaar knutselen van je eigen huis met lege bierflesjes en kleileem is erg ‘eco’.
De High Tech groep is beter voorbereid. Hun stelling, 'de sterke urbanisatie van de wereld is de oorzaak van de milieuproblemen en daar ligt dus ook de oplossing', lijkt te kloppen. Verder beargumenteren ze dat urbanisatie onomkeerbaar en goed is. Concentratie van vervuiling is makkelijker oplosbaar.

De zaal is daar echter niet zo van overtuigd. Wanneer je kleinschalig, bijna ruraal begint, genereer je acceptatie voor een grote mentaliteitsverandering. Een aantal mensen in de zaal zoomt in op voedsel. Geen vlees meer eten is de oplossing! Ik vraag me af of het nog steeds over gebouwen gaat. Gebouwen zijn immers de grootste vervuilers in de wereld.
De armoede in de opkomende economieën passeert de revue. Wij moeten niet naar Afrika wijzen terwijl wij meer vervuilen! De moderator, die meer aan het woord is dan de studenten en de zaal samen, doet er een schepje boven op met de stelling: ‘High Tech is voor de rijken’.
Daar kunnen we niet omheen. Somalië zal niet snel kunnen investeren in een brandstofcel. Maar de opkomende economieën hoeven niet eerst weer alle ‘fouten’ van de industriële pioniers uit het begin van de 20e eeuw te maken. Ze kunnen instappen in de duurzame technologie van nu, wordt ingebracht vanuit de zaal. Ze hebben telefoon met een draadje ook overgeslagen.

De Deep Eco houdt vast aan de gedachte dat mensen zelf op een kleine schaal de wereld moeten verbeteren. Kachel uit en een warme tui aan. Ik vind het allemaal erg idealistisch en vraag me af of ecologie en duurzaamheid voor de zuurdesembroodeter met geitenwollensokken is. Ik hoop heel sterk van niet. Er moet echt wat veranderen en dat kost tijd. Debatten als deze helpen daarbij.

Mijn winnaar is High Tech, maar aan die kant stond ik al. De uitdagingen zijn te groot voor kleinschalige projecten. Die zijn geweldig om innovaties te testen, als prototypen misschien, maar niet de oplossing.