Recensie

Future Envelope 3: kijk op de gevel

In het derde gevelsymposium The Future Envelope van de TU Delft was de focus gericht op het maken van de gevel. Ondanks de interessante mix van lezingen lag de focus teveel op de techniek en ontbrak daardoor de samenhang met het architectonisch ontwerp.

Allianz stadion

Net als de voorgaande edities bestond het symposium uit een mix van lezingen over ontwerp, proces en techniek van gevelsystemen. Verrassende studentenplannen werden afgewisseld met gewaagde praktijkvoorbeelden; soms innovatief, soms naïef, maar altijd onderhoudend.
Innovatief is ongetwijfeld de nieuwe glasgevel voor de In Holland Hogeschool in Delft; een volledig glazen gevel over een hoogte van 13 meter bij elkaar gehouden door voorgespannen verticale aramide kabels die zich in de spouw van de dubbele beglazing bevinden. Na een proefopstelling en vele geslaagde tests, vond de glasleverancier het risico toch te groot en zag hij vlak voor de start van het project ervan af de benodigde garanties te leveren. Mick Eekhout van Octatube  baalde en stelde tijdens het symposium vast dat Octatube, toch weer te ‘greedy’ was ‘De bouw besteedt veel te weinig tijd aan onderzoek’ luidde de conclusie van Eekhout. ‘Maximaal 1% van de bouwbudgetten wordt besteed aan onderzoek en ontwikkeling. Veel minder dan in andere industrietakken’. Met Speerpunt Bouw probeert hij met de drie technische universiteiten en het bedrijfsleven een onderzoeksklimaat te realiseren waardoor de onderzoeksinvesteringen omhoog gaan en meer innovaties in de praktijk gebracht worden.

Voor textiele gevels is een grote toekomst weggelegd, zo is de overtuigde mening van Jan Cremer, van het Duitse bedrijf Hightex en tevens professor in Stuttgart. Door projecten als het Stadion Allianz in München en het Olympisch zwembad in Beijing wint het materiaal snel aan populariteit. Het meest gebruikte materiaal is PTFE, een polymeer met een toplaag van teflon dat door verschillende vormen van lamineren en coaten een grote verscheidenheid aan eigenschappen kan bezitten. Het materiaal heeft een lange levensduur en vervuild niet, een nadeel dat oude textiele materialen wel kenden.  Veelbelovend is de combinatie met flexibele zonnecellen. Nu is het rendement van dergelijke zonnecellen nog maar 5 % (tegenover 20% bij PV cellen), maar de cellen zijn goedkoop te produceren en eenvoudig samen te voegen met textiele folies. Jan Cremer merkt dat er veel belangstelling is voor textiele toepassingen maar dat de kennis en ervaring bij architecten vaak ontbreekt. Veel projecten sneuvelen dan ook in het voorbereidingsstadium. Hij ziet het als zijn taak om architecten vertrouwd te maken met de textiele uitdagingen.

Energie blijft een belangrijk aspect voor gevelbouwers. Brian Cody, professor in Graz en als bouwfysicus actief bij Arup, stoort zich in zijn lezing ‘form follows energy’ echter aan de populaire oplossingen die gekozen worden voor ‘duurzame’ gebouwen. Uit zijn studies blijkt dat veel energiezuinige claims niet waar te maken zijn. Zo bespaart de veel toegepaste klimaatgevel nauwelijks energie. Pas na 25 jaar verdient de gevel zijn energie terug als de productie-energie die in het extra materiaal gestoken is in de berekeningen meegenomen wordt, en dat terwijl de levensduur van utiliteitsgevels vaak maar 15 jaar is. Ook het passiefhuis kent een vergelijkbaar onrealistische terugverdientijd. Cody pleit daarom voor minder hypes en meer zorgvuldig onderzoek waarin alle energieaspecten, dus inclusief productie en recycling, meegenomen worden.

systeem European Bank

Wat is nu de balans na drie gevelsymposia? Positief en inspirerend is de combinatie van frisse ideeën, zwoegende werkelijkheden en theoretische verhandelingen; het geeft een caleidoscopisch beeld van gevelbouwtechnieken. Dat is ook meteen de leemte van de symposia: de gevel wordt teveel als een zelfstandig technisch vraagstuk beschouwd, als een dunne schil waarin bij voorkeur alle technieken worden geïntegreerd . Een logische benadering voor de VMRG als branchevertegenwoordiger van de gevelbouw en medeorganisator van het symposium, want op deze wijze kan de gevelbouwer zich ontworstelen aan het juk van de aannemer en als co-aannemer de hele ontwikkeling van de gevel naar zich toe trekken. Maar voor een universiteit is het te beperkt. Met een dergelijke technische opzet ontneemt de universiteit zich de mogelijkheid een brug te slaan tussen technische uitdaging en conceptuele ontwerpvisie.
Terecht stelde Vincent van Panhuysen van Claus en Kaan architecten dat voor hem de gevel niet ophoudt bij de buitenschil. Gevel en gebouw zijn voor hem één, de gevel kan tot diep in het gebouw doorlopen; materiaal, aanpak en visie kunnen binnen en buiten identiek zijn.
Brian Cody toonde op een geheel andere wijze de beperktheid van de scheiding tussen gebouw en gevel met het ontwerp voor de European Central Bank in Frankfurt. In dit ontwerp van CoopHimmelb(l)au fungeert het hele gebouw als klimaatregulator. De wind genereerde de vorm van de torens waardoor het hele gebouw op natuurlijke wijze geventileerd kan worden, een unicum voor dergelijke hoogbouw.

Het vierde symposium (zet maar vast in de agenda: 29 april 2010) is voor Future Envelope de kans om de horizon te verbreden en de focus op de dunne schil met zijn technische uitwerking te verrijken met een meer conceptuele benadering. Het zou de diepgang ten goede komen en studenten opleveren die conceptuele diepgang combineren met technische inzichten.