Recensie

Zicht op Ruimte

In het voorjaar van 2009 stelde de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) het nieuwe tijdschrift Ruimte voor. Ruimte is de opvolger van Ruimte en Planning. Het blad besteedt aandacht aan theorie en beleid, maar vooral aan goede praktijkvoorbeelden uit binnen- en buitenland.

In een poging culturele verschillen te duiden zijn beelden vaak krachtiger dan woorden. Zo herinner ik me een lezing van de architect Christiaan Kieckens waarin hij begon met het tonen van twee interieurs. Het ene betrof een schilderij van de Vlaming Jan van Eyck dat een introvert ‘binnen’ toonde, met op de achtergrond een doorkijk naar een flard landschap. Het andere schilderij was van de Hollandse meester Jan Vermeer. Hier geen blik op een huiselijk ‘binnen’, maar zicht op de buitenwereld. Het contrast tussen het verfijnde realisme van de Vlaamse miniatuur en het wereldse zicht op het Hollandse polderlandschap, van elke mythologische opsmuk ontdaan, kon niet groter zijn. Dit, zei Kieckens, is een illustratie van het verschil tussen de Nederlanders en de Belgen, en dat verschil bestaat nog steeds.

De visies op landschap aan beide zijden van de grens laten nog altijd hun sporen na in de wijze waarop we omgaan met de ruimte en – in het verlengde daarvan – de planningscultuur. Maar hoe aantrekkelijk ook, dergelijke culturele stereotypen vertroebelen het zicht op de rijkgeschakeerde werkelijkheid. Dat blijkt wel na lezing van Ruimte, het nieuwe kwartaalblad van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning. Enigszins bekend met de wat oubollig ogende, zwart-wit gedrukte voorganger, Ruimte & Planning, was ik niet alleen door de glossy kleurendruk en frisse vormgeving blij verrast. De dijkbreuk met het verleden, waarover Nadia Dala in haar column “Voor Theo” in dit eerste nummer bericht, lijkt niet alleen van toepassing op de bestuurlijke dadendrang om van ruimtelijke ordening in Vlaanderen serieus werk te maken, maar ook op de vakmatige reflectie op het vakgebied.
Stedenbouw lijkt als vak welhaast herboren, getuige de stroom van visies en perspectieven waarover in Ruimte wordt bericht. Ruimte profileert zich met het eerste nummer nadrukkelijk als een breed georiënteerd vaktijdschrift met een werelds zicht. Zowel wetenschappelijke beschouwingen, projectbeschrijvingen, bijdragen uit de ontwerpende disciplines en opinies maken onderdeel uit van het blad. Ruimte als podium voor een serieus vakdebat, waar bezonken over de dingen kan worden geschreven. Dat is althans het positieve beeld dat beklijft na eerste lezing. Daarin toont het zich inhoudelijk minstens evenwaardig aan de Nederlandse evenknie, het tijdschrift S&RO, dat een veel langere geschiedenis kent en gesteund wordt door een krachtig instituut.

Een opmerkelijk verschil met S&RO is dat Ruimte niet kiest voor een thematische benadering maar voor een reeks van rubrieken om de veelheid aan bijdragen te structureren, uiteenlopend van ‘onderzoek’, ‘beleid’ en ‘in de tijd’. De structurerende werking van de rubrieken is echter gering, omdat iedere rubriek slechts één artikel bevat. Dat maakt het voor de lezer niet alleen problematisch om greep te krijgen op de inhoud, maar heeft waarschijnlijk ook gevolgen voor agenderende ‘werking’ van het tijdschrift. Door de veelheid van perspectieven en thema’s die in de afzonderlijke artikelen worden gepresenteerd, is het immers moeilijk een rode draad te weven. Maar wellicht klinkt in deze voorzichtige kritiek teveel de stereotype Hollander door, die vanuit zijn culturele achtergrond een overdreven behoefte heeft aan focus, heldere lijnen en duidelijke kaders.