Feature

Fort Amsterdam als inspiratie voor Amsterdam Noord

Het kan u niet ontgaan zijn, het was avond aan avond op de Nederlandse televisie. Nederland en New York hebben een speciale band, al 400 jaar lang, en dat moet gevierd worden. Tussen alle feestjes door werden in het fascinerende nieuwe gebouw van Morphosis voor Cooper Union ook de vijf nominaties voor de ‘Open Fort 400 Ymere NAi prijsvraag’ bekend gemaakt. Hans Teerds was erbij.

Het is de tweede keer dat woningcorporatie Ymere en het NAi de handen ineen slaan en een prijsvraag organiseren. Het doel is een impuls te geven aan een specifieke locatie – de eerste prijsvraag vond plaats in de Bijlmermeer (het winnende plan van Micha de Haas wordt echter niet uitgevoerd), de locatie voor deze editie is de Noordoever van het IJ in Amsterdam. Als inspirerend thema was bovendien gekozen voor de aankomst van Henry Hudson in New York, 400 jaar geleden. Het Fort Amsterdam dat hij op het zuidelijke puntje stichtte bleek immers de eerste stap in een lange reeks ontwikkelingen, die uiteindelijk resulteerde in de miljoenenstad New York. Tijdens de bekendmaking van de nominaties benadrukte jurylid Russell Shorto, schrijver van het boek The Island at the Center of the World over de Nederlandse ontstaansgeschiedenis van New York, dat het fort inderdaad een open fort was – ook al is dat op het eerste gezicht een contradictio interminis. De Nederlanders brachten een bepaalde vorm van tolerantie (het nieuwe land trok tal van in Europa religieus gediscrimineerden) en zette ook een soort ‘stockmarket’ op, waarbij handelaren konden investeren en handelen in delen van scheepsladingen. Het fort beschermde de gemeenschap en zorgde er daarmee voor dat deze principes – vrijheid van geloof en de vrije markt – gehandhaafd konden worden. De analogie ligt voor de hand. Het Amsterdamse fort moet een nieuwe ontwikkeling van dit deel van de IJ-oevers in gang zetten. Een fort dat nieuwe mogelijkheden blootlegt, nieuw leven genereert. Wie weet wat de oever worden kan?

Tijdens de korte plechtigheid bepleitte Kate Orff, landschapsarchitect en oprichter van het New Yorkse bureau Scape, de instandhouding van het ruwe karakter van het waterfront. Immers, de recreatieve potentie van het waterfront is inmiddels in tal van (Amerikaanse) steden ontdekt. Dat heeft tal van positieve ontwikkelingen gebracht – de openbare ruimte van de steden werd weer in verband gebracht met hun natuurlijke grenzen en structuren,  barrières als snel- en spoorwegen werden geslecht, kades opgeknapt en grasvelden, trimbanden, speelplaatsen en fietspaden aangelegd. Het succes is onmiskenbaar – zondag aan zondag wordt er intensief gesport en gezonnebaad. Orff ontkende niet dat er tal van prachtige voorbeelden zijn, maar bekritiseerde de ambitie van burgemeester Bloomberg om alle oevers van Manhattan – en liefst ook Brooklyn – in parken te transformeren. De complexe en driedimensionale relaties die (voormalige) industriële sites en functies met het water hadden, en hier en daar nog hebben, gaat daarbij verloren, betoogde Orff. De ruwheid van de loodsen, kranen, schepen, de sporen van de tijd in het beton en het staal, dat alles wordt al snel weggepoetst onder chique materialen, roestvrijstalen hekjes en een strak gemaaid grastapijt. De afwisseling van openheid en geslotenheid, openbaar en privaat eigendom, aan- en afvarende schepen, geurende bloemen en dieseldampen, tokkelende gitaren en jankende heftrucks – juist die afwisseling maakt de waterkant zo interessant.

De oproep kan moeiteloos overgezet worden naar de ontwikkelingen in Amsterdam en zal hopelijk gehoord worden door de genomineerde ontwerpers. Immers, met uitzondering van de NDSM-werf transformeert de oever van Amsterdam Noord in een groot grasveld, waar een nogal stijf kantoor van Shell en enkele – niet minder stijve – appartementenblokken op uitkijken. Misschien zorgt het filmmuseum straks voor wat spanning, maar vooralsnog ziet het er uit als een gemiste kans: nogal saai en uitgestreken. De uitdaging voor de vijf genomineerden van ‘Open Fort 400’ is dan ook duidelijk. Wie zorgt er voor dat de oever programmatisch interessant wordt? Dat Zuid naar Noord wil? Dat de fascinerende complexiteit van dit gebied niet aangeharkt en afgevlakt wordt, maar in al zijn eigenzinnigheid de ruimte krijgt?