Feature

Groeten uit Pretoria

Pretoria valt vaak ten onrechte van de te-doen-lijstjes af bij bezoeken aan Zuid-Afrika. De belangrijkste reden hiervoor is echter tegelijk wat Pretoria zo interessant maakt: haar verleden, heden en toekomst als Apartheidstad.

Van de vier grootste steden in Zuid-Afrika mist Pretoria ongetwijfeld de onmiddellijke verleidingskracht of fascinerende werking die uitgaat van haar ‘grotere broers’ Johannesburg, Kaapstad of Durban. Dit is enigszins vreemd aangezien zij op architecturaal vlak allerminst hoeft onder te doen voor deze steden. Zo beschikt Pretoria over een groot aantal hoogmodernistische gebouwen zoals de overbekende gebouwen van de University of South Africa of het Nationale Staatstheater. Ook heel wat recente realisaties zoals de nieuwe Nationale Bibliotheek, het nieuwe hoofdkwartier van het Ministerie voor Handel en Industrie of het Freedom Park complex. Met name de laatste twee zijn mooie voorbeelden van wat je de Afrikaanse Renaissancestijl zou kunnen noemen. Het gaat dan om architecturale symboolprojecten – in de regel overheidsgebouwen of musea – die de nieuwe, multiraciale en ‘inclusieve’ identiteit van het postapartheidsregime moeten uitdragen en een belangrijk instrument vormen van het nationale wederopbouw- en helingsproces. Het resultaat is een eclectische en bombastische assemblage van modernistische en organische vormen (van bijenkorven tot grotten) uitgevoerd in de meest uiteenlopende materialen (beton, baksteen, natuursteen, allerlei metaal- en houtsoorten, stro, enzovoorts). Maar ook op stedenbouwkundig vlak bezit Pretoria – met wijken zoals Sunnyside en Arcadia – van ’s lands meest consequent doorgevoerde modernistische stadswijken. De stad is tenslotte ook mooi gelegen tussen, en uitgespreid over een reeks van heuvels en heuvelruggen.

Apartheidstad nummer één
De belangrijkste reden waarom Pretoria niettemin vaak van de te-doen-lijstjes afvalt – afgezien van een verplicht bezoek aan zaken zoals Sir Herbert Baker’s Union Buildings – is tegelijk wat de stad interessant maakt, zij het dan in de klinische zin van het woord ‘interessant’. Pretoria is historisch gezien – en nog steeds – hét bastion van de Afrikaners, de belangrijkste trekkers achter de apartheidsdoctrine. Zo was Pretoria de hoofdstad van de eerste zogenaamde boerenrepubliek in het midden van de negentiende eeuw alsook van het apartheidsregime. Het befaamde Voortrekkermonument is hier het levende bewijs van: een soort totaalkunstwerk dat de blanke suprematie van de Afrikaners zonder pardon propagandeert en hiermee een absolute aanrader. Ook vandaag nog is van de ca. 600.000 inwoners een kleine twee derde Afrikaans, wat uniek is in vergelijking tot de andere grootsteden. Al geven deze statistieken een vertekend beeld, want als je Pretoria bekijkt als onderdeel van de recent opgerichte stadsregio City of Tshwane die ook de vroegere townships insluit, dan zijn de Afrikaners weer veruit in de minderheid. Zo telt de grootste ‘zwarte’ township in Tshwane (Mamelodi) maar liefst een miljoen inwoners. Niettemin zijn de Afrikaners in Pretoria zelf in de meerderheid en straalt hun oerconservatieve mentaliteit en levensstijl onvermijdelijk af op het stadslandschap en het algemene gevoel van de stad.

Als hoofdstad van het zogenaamde Afrikanerdom werd de stedenbouwkundige doctrine van het Apartheidsregime van alle grote Zuid-Afrikaanse steden er het meest consequent toegepast. De apartheidsdoctrine kwam er op neer dat alle niet-blanke bevolkingsgroepen (zwarten, kleurlingen en Indiërs) uit de stad werden geplaatst, naar ofwel townships aan de rand, hetzij nog verder weg naar de zogenaamde thuislanden, zodat de stad zelf zuiver blank kon zijn. Aangezien de niet-blanke bevolkingsgroepen niettemin welkom waren voor de laaggeschoolde jobs, zorgde een metropolitaans pendelsysteem ervoor dat de blanke stad dagelijks voorzien werd van goedkope werkkrachten. De afstand tot de blanke stad (minimaal 10 tot 15 km weg van het centrum), alsook de inbedding in het landschap (veelal goed weggestoken in de geografie van het landschap) moesten de townships uit het zicht houden. In de regel bevonden zij zich ook buiten de gemeentelijke grenzen van de apartheidstad. Men sprak hierbij van een ‘afzonderlijk stadsysteem’ dat de stedenbouwkundige tegenhanger vormde van de meer algemene apartheidsdoctrine van de ‘gescheiden ontwikkeling’ (beide misleidend neutrale en technische termen die een politiek van rassenhaat en economische exploitatie moesten verbergen).

De trek naar het Oosten
Vijftien jaar na de val van apartheid wordt de stedelijke logica van Pretoria nog steeds gekenmerkt door deze gescheiden ontwikkeling – zij het dan met enigszins gewijzigde scheidslijnen. De belangrijkste stedelijke gebeurtenis in de jaren voor en na de regimewissel in 1994 was de massale intocht van de arme zwarte bevolking in de modernistische bouwblokken in het stadscentrum en – zowel gevolg als oorzaak hiervan – de uittocht van alle blanken en/of kapitaalkrachtigen. De belangrijkste vluchtlijn van deze laatste groep was oostwaarts. Pretoria is in die richting het laatste decennium dan ook exponentieel gegroeid, in de vorm van een eindeloze, monotone opeenhoping van afgegrendelde woongemeenschappen – waarvan de stijl van de één al meer wansmakelijk is als de veiligheidsvoorzieningen van de andere compleet paranoïde. Zwaarbewaakte toegangspoorten met slagbomen zijn de norm, sommige hebben zelfs een dubbele ommuring! In het zog van deze ontwikkelingen volgden ontelbare winkelcentra en kantoorcomplexen. In korte tijdspanne ontstond zo een heus nieuw stedelijk zwaartepunt, een hele nieuwe stad zelfs – zij het dan één gebaseerd op een gedecentreerd, suburbaan model – die in grote mate zelfvoorzienend is. De hoofdzakelijk blanke en kapitaalkrachtige bewoners hebben het oorspronkelijke stadscentrum eigenlijk niet meer nodig, tenzij als doorgangsgebied of voor een aantal administratieve kwesties, beide zaken die de ‘Oost-Pretorianen’ tot het absolute minimum proberen te beperken en die aanleiding geven tot eindeloze klachten en frustraties of – in het beste geval – straffe verhalen.

De trek naar het oosten is in die mate geëvolueerd dat de laatste nieuwe afgesloten gemeenschappen de stadsgrenzen hebben overgestoken naar het nabijgelegen gemeentelijke district Metsweding. Steeds meer stukken grond in dit hoofdzakelijk landelijke gebied worden opgekocht en herontwikkeld tot luxueuze, private wooncomplexen. Deze trend zegt minder over het ruimtegebrek binnen de stadsgrenzen dan over het verlangen van de kapitaalkrachtigen om vooral niets meer met Pretoria te maken te hebben. Het gebruik van termen zoals ‘estate’, ‘farm’, ‘creek’ of ‘lakes’ in de namen van deze wooncomplexen moet vooral overtuigen dat deze niet langer tot de stad behoren, maar eerder tot een landelijke idylle. Al behoren deze ontwikkelingen geografisch en functioneel uiteraard nog steeds tot Pretoria (de enige echte stad in Metsweding ligt zo’n 50km verderop) en profiteren ze volop mee van haar goede voorzieningen en infrastructuur zonder de ‘lasten’ ervan te dragen in de vorm van bijvoorbeeld gemeentelijke belastingen. Deze trend van exurbane woongemeenschappen is veelzeggend over de radicale ommezwaai van Pretoria, in minder dan een decennium tijd, van een stad met de meest ontwikkelde moderne en zelfs modernistische stadscentra en voorsteden van het land, naar de totale omarming van niet enkel een suburbane maar zelfs antistedelijke en rurale levensstijl en mentaliteit.

Verschroeide aarde
De lotgevallen van het oude stadshart en zakencentrum sinds de val van apartheid zijn in veel opzichten een exacte omkering van de schijnbaar grenzeloze ontwikkelingen in het oosten. Door de massale stadsvlucht van de kapitaalkrachtige, blanke bevolking voor en na de regimewissel verdampte het economische draagvlak van het centrum in enkele jaren tijd, iets waarvan het nog steeds niet is hersteld. Massale desinvestering op zowat alle vlakken (wat je zou kunnen zien als een soort tactiek van verschroeide aarde van de kant van de blanken/kapitaalkrachtigen) in combinatie met een overbevolking en overconcentratie van sociaal-economisch zwakken, geven de stad een verloederde, afgeleefde en verpauperde indruk. Symptomatisch voor de socio-economische status van het centrum zijn de welig tierende pandjeshuizen, naast drankwinkels één van de meest succesvolle handelszaken. De voornaamste nieuwe investeringen in de stad betreffen vooral overheidsgebouwen, zoals de nieuwe nationale bibliotheek of het nieuwe ministerie voor handel en industrie, alhoewel het zelfs hier de trend is om deze buiten het centrum te plaatsen, ondanks de vele leegstaande percelen.

Dit alles geeft aan het ‘historische’ stadscentrum een vaak surreële kwaliteit. Het biedt de indruk van een zakencentrum (goed te vergelijken met een CBD Amerikaanse stijl) dat verstard is in haar architecturale ontwikkeling ergens in de jaren zeventig en tachtig en is overgenomen door tien keer het bedoelde aantal inwoners alsook gebruikt wordt voor doeleinden die omgekeerd evenredig zijn met de vrij formele en monumentale gebouwen en infrastructuur. Met name de talrijke winkelpassages bieden een paradoxaal gevoel van vergane glorie (met veelal leegstaande of vergeelde etalages) gecombineerd met een Afrikaanse buzz als gevolg van de levendigheid van haar gebruikers en nieuwe functies (zoals de talrijke internetwinkels en kapsalons). Het noordwestelijke deel van de stad lijkt nog het meest op een apocalyptisch rampgebied waar havelozen op lege percelen vuurtjes stoken naast afgeleefde hoogbouwtorens van twintig tot dertig verdiepingen. Niettemin heeft het stadscentrum, maar ook aangrenzende voorsteden zoals Sunnyside en Arcadia, ondanks of juist door deze economische onderontwikkeling – en in schril contrast tot het nieuwe stedelijke centrum in het oosten – het meest levendige en grootstedelijke karakter en je kunt er eindeloos gefascineerd ronddolen.

Van Marabastad tot Silver Lakes en terug
De beste manier om de gescheiden en onevenwichtige stedelijke ontwikkeling van Pretoria aan de lijve te ondervinden is dan ook om een tocht door de stad te ondernemen van het westen naar het oosten (of in omgekeerde richting naargelang de voorkeur). Dergelijke tocht begint dan idealiter in Marabastad (ook wel aangeduid op kaarten als ‘Asiatic Bazar’) helemaal in het Noordwesten van de stad (één van de weinige ontruimde multiraciale gebieden in Zuid-Afrika die niet compleet gesloopt werden) en eindigt in één van de exurbane woongemeenschappen in het oosten van de stad zoals Silver Lakes. Interessante tussenstops onderweg zijn:
– De nieuwe Nationale Bibliotheek (hoek van Struben en Andries, Pretoria Central).
– Freedom Park (op de heuvel Salvokop ten Zuiden van het centrum met een mooi uitzicht over het centrum en de gebouwen van de Universiteit van Zuid-Afrika).
– Ministerie voor Handel en Industrie (hoek van Esselen en Meintjies, Sunnyside).
– Esselen Straat en omgeving.
– Nieuw publiek openlucht zwembad (hoek van Bourke en Jorissen, Sunnyside).
– Arcadia Park en omgeving (bij het Pretoria Art Museum).
– ‘The Fields’ ontwikkeling in Hatfield (Burnett tussen Festival en Hilda), één van de weinige stedelijke herontwikkelingsprojecten.
– De shopping centra Brooklyn Mall (recentelijk gerenoveerd met een heus ‘design square’) en Menlyn Mall (de grootste shopping mall in Afrika ten zuiden van de Sahara).
– Lynnwood en Atterbury straat zijn interessante assen om helemaal uit te rijden. Deze straten vertrekken iets ten oosten van de voorsteden als drukke, suburbane verkeersaders en lopen helemaal tot voorbij de oostelijke stadsgrenzen waar ze veranderen in een stoffig zandpad dat de buitengelegen woongemeenschappen moet bevoorraden, zo kun je het hele gamma beleven van suburbia tot exurbia.

Voor wiens maag en zenuwen te zeer op de proef gesteld worden de fastfood en mall-cultuur kunnen de volgende koffie- of lunchplekjes een verademing zijn, alle met een terras op het voetpad uitkijkend op de straat, waarvan er slechts een handvol bestaan in Pretoria:
– Tribeca (Vermeulen straat nr. 220, Pretoria Central).
– Libelle (hoek van Johnston en Jorissen straat, Sunnyside).
– Café Delicious (13th St. nr. 71, Menlo Park).