Recensie

Twenty Minutes in Manhattan

Michael Sorkin is architect, criticus, academicus en, naar nu blijkt, New Yorker in hart en nieren. Twenty Minutes in Manhattan, zijn laatste boek, is een waar genoegen om te lezen en raakt en passant meer en diepere kwesties dan de bescheiden titel doet vermoeden.

De twintig minuten in de titel verwijst naar de tijdspanne die Michael Sorkin iedere dag besteedt aan de wandeling van zijn appartement in Greenwich Village naar zijn studio in Tribeca. De wandeling is gebruikt als leitmotiv om een reeks van personen, van vrienden tot historische figuren, de revue te laten passeren. Het feest der herkenning dat dit boek oproept vindt dan ook op verschillende niveaus plaats; van het dagelijkse gevecht met een huisbaas, die een dubbele moraal hanteert ten aanzien van de collectie van de huur en het uitvoeren van reparaties, tot een (hernieuwde) kennismaking met belangrijke theoretici uit de architectuur, stedenbouw en politiek. De voorbeelden zijn werkelijk legio, van Le Corbusier en Hilberseimer tot de Nederlandse verkeersdeskundige Hans Monderman, van Jane Jacobs en Robert Moses tot Alexis De Tocqueville en Thomas Hobbes, het is gewoon te veel om op te noemen.

Als er al een rode draad is aan te wijzen in dit caleidoscopische boek, dan is het de beschrijving van het spanningsveld tussen privaat en algemeen belang waarbinnen steden ontstaan. Het cliché beeld van New York is natuurlijk dat het de stad is waar dromen kunnen worden waargemaakt en het vergaren van kapitaal heilig is. Planningswetgeving als instrument voor de bescherming van het publieke belang tegen de overspannen economische realiteit van New York is meestal reactief, dat wil zeggen dat de situatie eerst goed uit de hand moet lopen voordat de wetgeving wordt aangepast. Een willekeurig voorbeeld is het ‘Equitable Building’ (1915), een wolkenkrabber van 38 verdiepingen hoog, die zo’n grote schaduw wierp op de omgeving dat het tot publiek protest leidde. Het resultaat was dat in 1916 de Zoning Resolution werd aangenomen. Deze wet verordonneerde de zogenaamde ‘setbacks’ (sprongen in de gevel) die zo karakteristiek zijn geworden voor wolkenkrabbers in New York.

Nu we het toch over de relatie tussen activisme en de overheid hebben, in dit verband worden Jane Jacobs, (buurtbewoonster in ‘The Village’ en auteur van The Death and Life of Great American Cities) en Robert Moses, (controversiële en megalomane stadsplanner in New York), geregeld door Sorkin besproken. Zijn affiniteit ligt duidelijk bij Jane Jacobs en haar humanistische, democratische en inclusieve visie op de stad, en Twenty minutes in Manhattan is in mijn ogen een zeer goed beargumenteerde herinterpretatie van haar baanbrekende werk. Terwijl in de tijd van Jacobs het sociale en publieke karakter van de stad onder vuur kwam te liggen door grootschalige kaalslag en infrastructurele doorbraken, toont Michael Sorkin overtuigend aan dat de bedreigingen nu subtieler en misschien omvangrijker zijn dan toen. Zo wordt de toename van surveillance genoemd, de toenemende privatisering van de publieke ruimte, maar ook de zogenaamde ‘gentrification’, (de cyclus van bloei, verval en weer bloei waar steden doorheen gaan).Dit proces is aan de oppervlakte positief te noemen, maar het heeft als negatief effect gehad dat New York onbereikbaar is geworden voor grote groepen in de samenleving. Door escalatie van de prijzen van onroerend goed worden de meer oorspronkelijke New Yorkers verdreven. De inkomensverschillen in New York zijn inmiddels zo groot dat gerust kan worden gesteld dat New York geen middenklasse meer heeft; het is verworden tot een levende filmset, een gesegregeerde gated community. Dit gegeven is bedenkelijk omdat juist de groepen die actief deelnemen aan het leven in de stad die in staat zijn om zich te mobiliseren tegen negatieve ontwikkelingen, en het hart vormen van een gezonde democratie en ‘civil society’, het zich niet meer kunnen veroorloven om in New York te wonen.

Sorkin heft de beschuldigende vinger onder meer naar overheden, omdat zij in het eerder genoemde spanningsveld tussen privaat en algemeen belang hebben toegestaan dat de balans volledig naar één kant is doorgeslagen:
“Where government retreats from its role as equalizer, from its special obligation to the neediest, and acts in a way that enhances inequality, it creates yet another form of preferential zoning. America is often called, and is, a “public-private partnership,” and democracy means constant work to address the meaning and effects of this balance. Nowadays, the construct is used to justify a contraction of the public side of the deal and to advance the empowerment not of our individual privacy but of the rights of big money.”

Ondanks het feit dat dit geen onderwerpen zijn die normaal gesproken tot lichte tafel conversaties leiden is de kracht van dit boek juist dat het door de anekdotes en rijke associaties lichtvoetig blijft en nooit te zwaar op de maag ligt. Het is een grote prestatie van Michael Sorkin dat, afgezien van enige typische en vermakelijke New Yorkse scheldpartijen, zijn betoog altijd helder en genuanceerd blijft.
Zijn scherpe observaties en eruditie leveren een boek op dat misschien begint als een wandeling door zijn buurt in New York, maar uiteindelijk universele kwesties raakt omtrent democratie, vrijheid van meningsuiting en het levert bovendien ideeën voor de toekomst van de stad, die het wat mij betreft verplichte kost maken voor elke architect en stedenbouwkundige.