Vandaag is bekend gemaakt dat OMA met unanieme stemmen van de internationale jury en met instemming van het college van bestuur gekozen is als architect voor het nieuwe stadskantoor in Rotterdam. In veel opzichten een terechte winnaar, maar daarvoor moest de jury wel een enorme spagaat maken om de uitslag van de publieksenquête te omzeilen.
Het was een lastig programma van eisen op een moeilijke locatie waar de vijf deelnemende architecten(combinaties), kortweg Claus en Kaan, Mecanoo, Meyer en van Schooten, OMA en SeARCH, mee werden geconfronteerd. Hoewel de ontwerpmarges klein waren, bleken de ontwerpbureaus toch in staat om vijf wezenlijk verschillende plannen te maken. In zoverre had de jury dus een gemakkelijke taak. Maar daar hield het dan wel op. Wat betreft de aard en kwaliteit van de ontwerpkeuzes, ontliepen de plannen elkaar eigenlijk nauwelijks. Want wat is belangrijker, het behoud van de bestaande structuur en architectuur waarop Mecanoo inzet, of een fraaie skyline voor de stad, waarop SeARCH het best scoorde? Een compact bouwvolume (Meyer en Van Schooten) of het aanhaken op de geplande nieuwe routing tussen de Coolsingel en het achtergelegen gebied (Claus en Kaan)? Of misschien toch kiezen voor het plan dat het meest open is, zoals dat van OMA? Open in meer opzichten, open qua constructie, qua aanpasbaarheid en veranderbaarheid van functie en vorm, en vooral open op het maaiveld waar de Stadswinkel aansluit op het publieke domein?
Alles bij elkaar genomen heeft de jury er verstandig aan gedaan om juist dit open plan voor te dragen als winnaar. En het college is daar eveneens terecht mee akkoord gegaan. Maar daarvoor moesten jury en opdrachtgever wel een enorme draai aan de verhouding tot de publieksenquête geven. Want hoe kan het dat een plan dat op geen van de vier publieksvragen bij de top 3 zit, uiteindelijk toch de winnaar is? Juryvoorzitter Ole Bouman deed een dappere poging, maar slaagde natuurlijk niet deze spagaat te verklaren. Misschien had hij wat eerlijker moeten zijn en moeten uitleggen dat de jury vanuit de eigen vakkennis voor het beste plan had gekozen, met inachtneming van de aspecten die uit publieksvragen naar voren kwamen, maar dat de uitkomst van de publieksenquête uitdrukkelijk niet het belangrijkste beslissingspunt was. De uitleg die hij nu gaf: wij lezen uit de enquête dat de bevolking de skyline en omgang met de bestaande bebouwing belangrijk vindt, en aan die twee vragen voldoet het plan van OMA, dus is ook in dit opzicht is OMA de terechte (publieks)winnaar, is natuurlijk nauwelijks overtuigend. Ook vrijwel alle andere plannen voldoen aan deze criteria, het stond immers in de opgave.
De bekendmaking van de publieksenquête is extra zuur voor SeARCH en Christian Müller, omdat zij eigenlijk de echte publiekswinnaars zijn. Zij haalden de hoogste score op drie van de vier vragen: skyline, verbinding Coolsingel en de eindkeuze 'Wat is het beste ontwerp?', en tweede op de vraag ten aanzien van de aansluiting op het bestaande monument. Terwijl OMA nergens boven een vierde plaats uitkomt. Je zou deze uitslag dus een dappere jurybeslissing kunnen noemen, die de wollige publieksvragen negeert, als er niet die rare verklaring achteraf aan was toegevoegd.
Hoe moet dat nu verder met die vrijblijvende publieksenquêtes? Of er wordt serieus en contentieus aan de publieksvraag en aan de verwerking gewerkt. Of de gratuite inschakeling van de bevolking wordt achterwege gelaten. Het zou bijvoorbeeld veel beter en verstandiger zijn om de bevolking in te schakelen (niet per se het laatste woord te geven) bij de formulering van het programma van eisen. Daarna kan een vakjury beoordelen welk plan het best aan deze eisen voldoet.
Intussen kan OMA gaan werken aan een VO en aan een check ten aanzien van het budget. Daar zou zon open planning nog wel eens belangrijk kunnen zijn, want iets meer of iets minder doet niet af aan het uiteindelijke resultaat. In zijn korte dankwoord bij het binnenhalen van de opdracht gaf Rem Koolhaas aan dat het bureau zich vooral zou gaan concentreren op de vraag hoe de veranderde aard van het publieke, en met name de betekenis van het publieke domein in een internationale, multiculturele stad als Rotterdam in de 21ste eeuw, een plaats kan krijgen in het nieuwe stadskantoor. Ook in dat opzicht zit het open plan vol vooralsnog onontgonnen beloften en mogelijkheden.