Feature

Symposium Squat City

Nog nauwelijks bekomen van de openingsavond van het IABR, schoven op vrijdagochtend 25 oktober sprekers en bezoekers aan voor het eerste serieuze werk: het (gratis!) symposium over de Squat City. Aan dat thema is ook één van de tentoonstellingen gewijd die gemaakt zijn onder de verzamelnaam van deze biënnale, Open City: designing the coexistence.

Paraisópolis in São Paulo © Rainer Hehl

Het symposium werd geleid door de twee subcuratoren van de squat tentoonstelling, Jörg Stollmann en Rainer Hehl. Hehl wierp in zijn inleiding enkele vragen op, zoals: wat is de relatie tussen de formele en de informele stad, wat is de potentie van de informele stad en hoe kan de informele stad een open stad worden?
In de open stad zijn alle fysieke en figuurlijke muren geslecht, leeft arm en rijk door elkaar heen, is het veilig en zijn open ruimtes waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. De informele stad is de illegale stad, waarvan de bewoners meestal geen toegang hebben tot de officiële economie en cultuur. Deze stad kent vele gedaanten, van nederzettingen gemaakt met vuilniszakken tot stenen wijken die uiterlijk niet onderdoen voor sociale woningbouw.

Niet alle illegale nederzettingen zijn dus slums te noemen, zoals ook Claudio Acioly, chief housing policy van UN-Habitat, meldde. Acioly hield de keynote lezing, waarin hij stelde dat de mensen in de ontwikkelingslanden het in de eerste plaats zélf moeten doen en dat er van bovenaf alleen gefaciliteerd moet worden met land, leningen en publieke voorzieningen. Met een verwijzing naar de Britse architect en pleitbezorger van zelfbouw, John Turner, onderstreepte Acioly dat de diversiteit van de illegale nederzettingen kennis vereist van die specifieke omstandigheden. Dat betekent voor de westerse architect die in deze landen gaat werken een andere manier van denken en doen. Deze architect is gewend te beginnen bij planning, dus top-down, maar in ontwikkelingslanden komt de planning later, vaak pas op het moment dat er gesproken wordt over  infrastructurele voorzieningen. Op dat niveau ontmoeten bottom-up en top-down elkaar.
Dit standpunt van de UN roept wel vragen op. Zo kun je je afvragen of met het oog op de verwachte groei van het aantal slums het verstandig is om  de exclusieve top-down benadering bij nieuwbouw helemaal uit te sluiten. Is de UN niet te veel nog in de ban van de jaren zeventig toen Turners idealisering van de zelfbouw doordrong in het UN-beleid? Er was helaas geen gelegenheid om dit soort kwesties aan te orde te stellen, want er was een krap schema en een vol programma.

Na de lezing van Acioly werd op twee projecten ingezoomd met een inleiding en een rondetafelgesprek. Het ging in beide gevallen om slums in het stadscentrum  Bij de favela Paraisópolis in São Paulo bestond de ingreep uit slumupgrading, waarbij de gemeente intensief samenwerkte met de bewoners. Rond de NAi-tafel zaten dan ook de community leader van de favela en twee vertegenwoordigsters van de gemeente São Paulo. Wat deze favela zo bijzonder maakt is de stuitende tegenstelling tussen arm en rijk, fantastisch tot uitdrukking komend op de bekende foto waarop balkons met zwembaden op terrassen zich rond torenflats slingeren. Daar bijna tegenaan de chaos van de favela met 60.000 inwoners.
Er zijn ingrepen gedaan op infrastructureel, sociaal en economisch gebied met het oog op een verbetering van de leefomstandigheden van de slumbewoners.  Daarnaast worden er pogingen ondernomen de hoge fysieke en figuurlijke muren tussen de favela en de omringende stad te slechten. Het zijn vooral ruimtelijke ingrepen die daarvoor moeten zorgen, zoals open ruimtes en wegen die beide gebieden met elkaar verbinden. Designing coexistence is hier nadrukkelijk als doelstelling aanwezig. Eén essentieel probleem werd tijdens het gesprek  aangestipt, maar niet verder bediscussieerd: het fenomeen van de gentrification. Deze voor de armste slumbewoners veelal negatieve ontwikkeling is natuurlijk levensgroot aanwezig in een centrumgebied.

Het tweede project, in Addis Ababa, bestaat uit  gemeentelijke nieuwbouw van 200.000 woningen van vijf lagen op de plek waar een favela had gestaan. De slumbewoners waren naar het buitengebied verplaatst. Dit top-down project viel eigenlijk buiten het squat  thema, maar was goed gekozen als contrast. Nu kwam er tenminste nog enige kritiek los. De sterkste troef die de vertegenwoordigster van de gemeente in handen had, was het feit dat het gemengde bebouwing betrof van lage en middeninkomens. De middeninkomens betaalden een deel van de woningen voor de lage inkomens. Het grootste bezwaar vond Jan Fransen, medewerker van het Institute for Housing and Urban Development Studies, dat in het project woningen voor de middenklasse gesubsidieerd worden, terwijl het voor de lage inkomens in Addis Abeba bijna onmogelijk is om in het formele circuit door te dringen (90% van de woningen in Addis is informele bouw – HH). Een andere vraag zou kunnen zijn wat voor effect men verwacht van de gemengde bebouwing. En dat geldt natuurlijk voor het thema van de IABR als geheel: is designing co-existence mogelijk?
Resumerend: het symposium Squat City  was een goed initiatief, maar het ging over een te groot en te ingewikkeld onderwerp voor het korte tijdsbestek.