Feature

Architectuur Case ‘Araber-Dorf’

Over gebouwen moet het weer gaan. Dat wil Architectuur Instituut Rotterdam (AIR) tenminste met haar reeks Architectuur Cases. Op 14 oktober 2009 ging het over Le Medi, een woongebouw dat een heel bouwblok beslaat in de Rotterdamse wijk Bospolder Tussendijken en dat de mediterrane islamitische architectuur als uitgangspunt heeft.

Geen verkapte inspraakavonden voor de buurt meer, geen als kunst vermomde politieke debatten over integratieproblematiek en geen discussies over de oorzaak van de economische crisis onder de dekmantel van architectuur, maar gewoon plain en sec praten over een gebouw. Zeer noodzakelijk en alleen daarom al uiterst prijzenswaardig. AIR heeft daartoe gastprogrammeur Hans van der Heijden in de arm genomen. Maar, zo blijkt, dat valt nog niet mee, praten over een gebouw. Dat gespreksleider Sean Griffiths – van FAT, u weet wel van die lelijke WiMBY!-schuur in Hoogvliet – Engelstalig is, maakte het er niet eenvoudiger op. De rest van het gezelschap moest zich in moeizaam Engels door de avond heen worstelen.

Na een De la Fontaine-achtige fabel over de kredietcrisis van schrijver, dichter en verhalenverteller Mahjoub Benmoussa, kreeg Jeroen van der Burg het woord. Hij is stedenbouwkundige bij dS+V in Rotterdam. Je zou denken dat je dan je handen vol hebt, maar hij heeft daarnaast ook nog tijd om interieurs voor Marokkaanse restaurants te ontwerpen o.a. in opdracht van Abderrahman Hassani Idrissi. Deze ‘succesvolle Marokkaanse zakenman’ en weldoener, bekend van zijn bemoeienis met de fontein op het Noordplein, bleek na de goedlopende restaurants wel brood te zien in een op Noord-Afrikaanse leest geschoeid woonproject. Warm Afrikaans, als tegengif tegen de koude Rotterdamse modernistische blokkendozen. (Zouden ze ooit de spotprenten gezien hebben die in Antisemitisch Duitsland na het gereed komen van de Weissenhof-Siedlung verschenen? Waar dromedarissen en Arabieren in een foto gemonteerd waren van dit hoogmodernistische hoogstandje, met als titel ‘Araber-Dorf’?) Enfin, een samenwerking met Era, Woonbron en Com.wonen was kennelijk snel een feit. Voor het stedenbouwkundig schema werd in eerste instantie aan Molenaar & van Winden gedacht. Daar stak Marco Pastors, toenmalig wethouder, echter een stokje voor, er was immers net controverse rondom hun moskee-ontwerp ontstaan. Vervolgens werd Geurst & Schulze gevraagd, ‘bekend van zijn strakke modernistische woonontwerpen’. Na enige aarzeling en een poging om Molenaar van Winden als ‘ghost-ontwerper’ in te schakelen, zo vertelde hij zelf, nam Jeroen Geurst de opdracht aan en schakelde Korteknie Stuhlmacher in om enkele woningen in het blok te ontwerpen. Het is een zeer vakkundig ontworpen woonblok geworden, dat prima gemonteerd is in het bestaande stedelijke weefsel, bovenop een parkeergarage met grote semi-private of semi-openbare ruimten in de vorm van hoven met diverse omvang en vorm. De gemeente betaalt de eerst vijf jaar mee aan de VvE op voorwaarde dat de hekken, die de binnenhoven kunnen afsluiten, overdag open blijven.

Inmiddels is Le Medi af. Overal en nergens gepubliceerd. Ex-minister Vogelaar heeft nog meegeholpen aan het mozaïek in het plafond van de toegangspoort, kortom het is een succes geworden. In dit voor en door allochtone Nederlanders bedoelde blok wonen zo’n 60 % autochtone Nederlanders, de tweede grote groep is Duits (niemand weet waarom), met verder nog drie Surinaamse en drie Marokkaanse gezinnen. Hoogste tijd dus om dit gebouw eens tegen het licht te houden. De hoofdarchitect, Jeroen Geurst, lukt dat eigenlijk niet. Hij vindt, zo lijkt het, dat hij enkel zijn werk heeft gedaan. Er was een opdracht, er waren randvoorwaarden. Ze hebben een aantal ontwerpregels opgesteld (alle ramen aan de buitenkant vierkant bijvoorbeeld) en daar kwam dit ontwerp uit. Vervolgens noemt hij nog zo’n beetje alle mogelijk denkbare associaties: natuurlijk Le Corbusier’s Algiers en de Alhambra, vanzelfsprekend Venturi maar daarna ook rustig van Eyck, alsof de laatste de eerste nooit voor rotte vis heeft uitgemaakt, Bruno Taut voor de kleuren, Lutyens zijn begraafplaatsen in Noord Frankrijk (waarover binnenkort een boek verschijnt van Geurst hand) en natuurlijk ook Siza, Mondriaan, Venetië, de Amsterdamse School en zelfs Gaudi.

Op de vraag van Sean Griffiths of Geurst dit ontwerp nu als postmodern beschouwt, antwoordde hij dan ook met een volmondig ‘ja’. Maar dat ging Griffiths iets te makkelijk. Hij had kennelijk gehoopt op een avondje Modern contra Postmodern, wat dat ook moge betekenen. Ook de andere ‘aanval’ van Griffiths strandde grandioos, hij gooide Geurst voor de voeten dat Le Medi niet provocatief was, niet politiek, te beleefd en zich niet positioneerde in het post-Fortuyn debat. Geurst antwoordde simpelweg dat hij goede architectuur wil maken en geen politiek bedrijven. Kortom dat het over een gebouw ging en verder niets. Iets waar Griffiths, zo blijkt ook uit zijn naschrift (zie AIR-website), niets mee kan. Maar meneer Griffiths, soms is een sigaar gewoon een sigaar. Een gebouw is niet per definitie politiek – alsof ieder gebouw door een gereformeerde erfzonde belast is – domweg omdat het bestaat. Daar zijn wij in Nederland zo langzamerhand, gelukkig, een beetje overheen. Dat u zelf nog steeds van slag bent door uw onzinnige maar innige omarming van alles wat lelijk en vulgair is en kennelijk meent dat dit door het nog lelijker en groter te maken beter wordt, geeft u nog niet het recht om iemand, die kalm en rustig verder werkt in een traditie en niet zo direct banaal en plat verwijst naar datgene waar u ook naar zegt te verwijzen, lastig te vallen met uw eigen persoonlijke opvatting van een Engelse klassenstrijd geprojecteerd op de Nederlandse situatie.

Maar aan de andere kant, wat moet je met een architect, die zijn werk zo gewoon vindt dat hij er niet eens over kan praten. En als hij dat dan doet, niet verder komt dan in willekeurige volgorde zo’n beetje alle autobiografische invloeden opnoemen die hij ooit heeft ondergaan. Graag zou ik bijvoorbeeld willen weten welke andere regels tot dit ontwerp geleid hebben. Misschien is het een idee om in het vervolg architecten over het werk van een ander te laten praten, in plaats van hun eigen werk te laten uitleggen. In de folder die na afloop werd uitgedeeld houdt Hans van der Heijden bijvoorbeeld een zeer lezenswaardige evenwichtige en intelligente beschouwing over Le Medi. Waarbij de conclusie zo’n beetje is, dat Geurst c.s. de in de opdracht besloten ‘Mediterrane’ wooncultuur en decoratie als uitgangspunt nemen, maar er wonderwel in slagen nergens banaal te worden, nergens te overdrijven, “met vaste hand wordt de compositie beheerst”. En dat klopt.

Le Medi refereert aan een esthetisch traditioneel kennen waar mensen als Rossi, Grassi, Monestiroli, Rapp, Fretton, Siza in hun gebouwen en geschriften ook aan refereren. Kortom aan de autonome waarden en waarheden van de kern van de architectuur. Natuurlijk is architectuur verre van autonoom, omdat het maken van een gebouw per definitie binnen een politiek, economisch, programmatisch, landschappelijk, sociaal, et cetera systeem plaatsvindt. Maar de kern van het vak is wel degelijk autonoom en met vakmanschap verbonden. Een vak dat Geurst & Schulze en Korteknie Stuhlmacher beheersen. Misschien moeten we het eens over dat vak hebben?