Ruim drie en een halve maand gonsde het NAi van de activiteiten die plaats vonden in het kader van de vierde Internationale Architectuurbiënnale Rotterdam. Vanwege het breed gedefinieerde thema Open City kon alles en iedereen er een plek krijgen. Lezingen, films, rondleidingen, muziek-, theater- en dansvoorstellingen: niemand hoefde zich te vervelen. Het activiteitenprogramma werd donderdag 7 januari afgesloten met een lezing door socioloog en econoom Saskia Sassen.
Het auditorium was afgeladen, zelfs op de traptreden was nauwelijks meer plaats om te zitten. Enigszins opmerkelijk is dit toch wel. Sassen was niet voor het eerst in Nederland. De wetenschapper maakt deel uit van het rondreizende lezingencircus en doet daarbij met een zekere regelmaat Nederland aan, in mei gaf ze nog een lezing in Maastricht. En hoewel haar lezingen interessant kunnen zijn, tot een openbaring leiden ze zelden. Sassens lezingen kunnen het beste als fluïde worden omschreven. Alles wat er op de wereld is gebeurd en plaats vindt, komt ter sprake. Mogelijk verklaart dat de volle zalen. Het gaat overal over, maar behalve de term sociaaleconomisch lijkt weinig de verschillende onderwerpen met elkaar te verbinden.
Saskia Sassen stelt vragen, onderzoekt – bij voorkeur harde data, ook deze donderdagavond kreeg het publiek het nodige cijfermateriaal voorgeschoteld – en registreert. De lezing had als titel A New Immigration Phase. Wat de toehoorders leerde was dat migrantenstromen niet noodzakelijkerwijs bestaan uit laag opgeleide werknemers, maar dat er ook grote migrantenstromen zijn die worden gevormd door expats en kenniswerkers. Een ding hebben deze migrantengroepen met elkaar gemeen: ze sturen geld naar hun geboorteland, wat indirect van invloed is op de economische situatie van dat land. Een andere wetenswaardigheid kwam uit een Amerikaans onderzoek naar de gevolgen van de militarisering van de grens met Mexico. Het hermetisch dichtzetten van de grens heeft als nadelig effect dat illegale migranten Amerika ook niet meer uit kunnen. Sassen vertelde over het koopgedrag van Mexicaanse migrantenvrouwen in New York. In tegenstelling tot hun mannen willen deze vrouwen graag in Amerika blijven wonen. Dit uit zich op verschillende manieren waaronder hun voorliefde voor grote, zware ameublementen. Gesproken werd over de Coca Cola Company, die waterreservoirs opkoopt in landen als Brazilië, en China dat landbouwgrond koopt in Afrika. Er was een fraaie anekdote over de uitzonderingspositie die WTO medewerkers hebben ten opzichte van ‘gewone’ expats en migranten met betrekking tot arbeids- en vestigingsvoorwaarden. De voordelen van een WTO arbeidscontract schijnen die van een ministerschap in een Oost Aziatisch land veruit te overtreffen. En ook het bombardement op Dresden kwam voorbij toen Sassen sprak over asymmetrische oorlogsvoering. Luisterend naar haar kan de toehoorder zich niet aan het beeld onttrekken dat de wereld één grote op hol geslagen draaimolen is – bij Sassen geen doom and gloom. Wat helaas ontbrak waren conclusies, en ook vergezichten bleven achterwege.
Eerder op de dag, tijdens een gesprek met studenten over de Open Stad, was Sassen meer uitgesproken. Uitgangspunt voor het gesprek vormde haar bijdrage aan de IABR catalogus, een artikel getiteld Open City: Beyond Asymmetric War and Environmental Violence. Heel kort samengevat stelt ze hierin dat steden door commerciële en civiele activiteiten de eigenschap hebben conflicten te absorberen, en daardoor sociale, culturele en religieuze diversiteiten mogelijk maken. Maar, zo vervolgt Sassen, steden beginnen deze eigenschap te verliezen doordat ze steeds vaker zelf het toneel worden van nieuwe soorten van conflicten als asymmetrische oorlogsvoering, sociale en culturele zuiveringen. Hierdoor wordt de Open Stad in Europa steeds meer een zichtbaar (ruimtelijk) ordeningssysteem en steeds minder een sociaal systeem. Om sociale, culturele en religieuze diversiteiten mogelijk maken zal een nieuw soort Open Stad ‘uitgevonden’ moeten worden, aldus Sassen. Een Open Stad die niet zozeer gebaseerd is op civiele activiteiten maar op een gedeelde urgentie als bijvoorbeeld een beter milieu.
Een discussie over de rol die ontwerpers zouden kunnen, of moeten spelen werd ’s middags noch ’s avonds gevoerd, terwijl daar genoeg aanleiding voor was. Helemaal nadat gespreksleider Tim Rieniets ’s avonds Sassen hier specifiek een vraag over stelde. Zij antwoordde dat architectuur dezelfde eigenschappen bezit als kunst, het kan mensen gelukkig maken, maar van wezenlijk belang leek zij het niet te vinden. Het rare was, geen van de ontwerpers in de zaal protesteerde. Om de opmerking werd zelfs hard gelachen, misschien wel uit opluchting. Het kennisnemen van de grenzen van wat het vak vermag was voor de ontwerpers mogelijk de belangrijkste les van deze avond.