Door de mogelijkheden van groepswoningbouw te onderzoeken biedt het Vlaams initiatief Wonen in Meervoud een scherp commentaar op de achterhaalde typologie van de eengezinswoning. De geselecteerde projecten in de publicatie Wonen in Meervoud. Groepswoningbouw in Vlaanderen 2000-2010 bieden verrassende perspectieven op collectief wonen, zonder dat dit ten koste gaat van individuele woonkwaliteit.
In elk gebaar verschijnt het persoonlijke, maar elk gebaar bekrachtigt tegelijk iets collectiefs. Bart Verschaffel stelt naar Wittgenstein dat architectuur als een gebaar is. Het gebaar dat Wonen in Meervoud maakt als hedendaags equivalent van de woongroep, is dat het zich onderscheidt van de negatieve connotatie die deze woonvorm nog altijd met zich mee draagt. Hoewel Wonen in Meervoud kan worden geplaatst binnen de bestaande traditie van groepswoningbouw, identificeert dit Vlaamse initiatief daarnaast talloze problemen rondom de woonopgave waar niet alleen de Vlaamse gemeenschap mee kampt. Het onderzoek suggereert een oplossing voor de toenemende grondschaarste in binnen- en buitenstedelijke gebieden te zijn en tevens serieuze mogelijkheden te bieden op het gebied van duurzaamheid – in zowel energie-, ruimte- als geldbesparende zin. Tegelijkertijd adresseert Wonen in Meervoud een belangrijk punt door hardop te verkondigen dat hét gezin niet meer bestaat: het eigen huis met tuin is voor velen een onrealistisch idee-fixe gebleken. Wonen in Meervoud is echter genereus: het biedt typologische diversiteit in een kwalitatieve woonomgeving, waarbinnen zowel het individuele, als het groeps- én het maatschappelijk belang worden meegewogen.
Bijzonder is dat de Vlaamse overheid het onderzoeksproject ondersteunt en dat het, onder meer door de samenwerking met de Onderzoeksgroep Stedenbouw en Architectuur van de K.U. Leuven en het Vlaams Architectuurinstituut (VAi), ook een wetenschappelijke component bevat. Het geeft impliciet de urgentie van de opgave aan die op verschillende (beleid)niveaus wordt onderkend: het maakt volgens de auteurs deel uit van een Europese zoektocht naar nieuwe verhoudingen tussen individu en samenleving.
De publicatie Wonen in Meervoud, onder redactie van Karina Van Herck en Bruno De Meulder, presenteert een twintigtal interessante gerealiseerde groepswoningbouwprojecten die voor de gelijknamige architectuurprijs eerder dit jaar werden ingezonden. Daarnaast biedt het boek een historisch blik op Vlaamse groepswoningbouw uit de twintigste eeuw, en worden enkele interessante Europese projecten besproken (met Nederland als opvallende afwezige).
Het boek opent sterk op een manifestachtige wijze met maar liefst vijftien uitgangspunten waarin duidelijk wordt waar het concept Wonen in Meervoud voor staat. Vijftien statements waar weinig tot niets tegen in te brengen valt: zo wordt het individuele wonen altijd als vertrekpunt genomen, draagt het concept bij aan de leefbaarheid van steden, voorziet het in wat men zich alleen niet kan veroorloven (bijvoorbeeld een zwembad, een sauna, een buitenruimte van serieuze proportie, een gastenverblijf of zelfs een feestzaal, kortom, allerlei ingrediënten die het wooncomfort tot grote hoogte oprekken en meer wonen voor minder geld opleveren). Voorts verweeft Wonen in Meervoud woon- en werkfuncties en pretendeert het zelfs Architectuur in Meervoud te zijn: het levert projecten op die een grotere architectonische kwaliteit kunnen genereren door de werkelijk woonwensen van de bewoners als uitgangspunt te nemen, in plaats van de veronderstelde.
De begeleidende essays zijn eveneens scherp en to the point. Janny Rodermond is enthousiast over het potentieel dat een zekere mate van collectiviteit in het wonen kan brengen maar schrijft ook: Er is niets mis met groepswoningbouw als pragmatisch alternatief voor (te) duur geworden individuele woningbouw. Maar vanuit samenleving, politiek en vakgemeenschap gezien is het belangrijk om ook onderzoek te doen naar de mogelijkheden die groepswoningbouw biedt voor het versterken van de inclusieve samenleving.
Maar vooral spreekt uit Wonen in Meervoud de woonervaring. Tijdens speciaal georganiseerde rondleidingen op de Vlaamse Dag van de Architectuur, onder meer in Gent, was (onterecht) de verwachting gewekt dat de projecten opengesteld waren, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Dit riep onmiddellijk de vraag op: hebben we dan toch te maken met minimalistische enclaves, eilandjes in de stad, met hekken afgesloten van de buitenwereld? En zo ja, deert dat? En is deze observatie eigenlijk wel terecht? Groepswoningbouw is een sociaal verschijnsel, het is toegespitst op persoonlijke belangen, maar heeft het tegelijkertijd in zich om (achtergestelde) buurten te transformeren in attractieve, stedelijke plekken. De Katoenspinnerij in Gent, één van de laureaten van de Wonen in Meervoud Architectuurprijsvraag (en waar stiekem een blik kon worden gegund in de gemeenschappelijke binnentuin), is een prachtig project geworden midden in de stad. Zelfs van een afstand was goed voor te stellen wat de inspanning van een groepje ambitieuze bewoners daadwerkelijk kan opleveren voor zowel het individuele wonen als voor de buurt.
De publicatie Wonen in Meervoud bestaat uit een bijzondere selectie, of eigenlijk collectie, groepswoningbouwprojecten. De auteurs weerspreken dat het concept louter een monotone vermenigvuldiging van woningen is. De gedocumenteerde projecten tonen juist aan dat bij groepswoningbouw enthousiasme, ambitie en het experiment voorop staan, en dat zij die het hebben aangedurfd om in een dergelijk project te stappen in zeer bijzondere complexen wonen, die in verregaande mate toegesneden zijn op hun werkelijke woonwensen en daarmee de vinexbewoner in vele opzichten het nakijken geeft. Hoewel, uit de persoonlijke verhalen in het boek wordt soms pijnlijk duidelijk dat groepswoningbouw ook tot complexe, menigmaal frustrerende realisatieprocessen kan leidde. Alleen al het regelen van de hypotheek op een pand dat door meerdere mensen wordt bewoond vereist een welwillende bankier en creatieve notaris. Voortdurend moesten alle partijen overtuigd worden van de (soms wilde) plannen en vervolgens diende nodeloos te worden gewacht op weer een vergunning.
De veronderstelling dat Wonen in Meervoud een passend antwoord biedt op urgente stedelijke kwesties is na lezing van het boek echter legitiem. Terecht wijzen de auteurs erop dat vervolgonderzoek noodzakelijk is, omdat met groepswoningbouw uiteraard niet alle vraagstukken kunnen worden opgelost. Maar de onderhoudende essays, de fraaie projecttoelichtingen, de prachtige fotos in een reële setting (want met mensen!) bieden in hun totaliteit een fascinerende kijk op collectief wonen. De publicatie overtuigt in het streven om in positieve zin een momentum te forceren dat architecten, stedenbouwkundigen, overheden, ontwikkelaars, bankiers en niet te vergeten toekomstige initiatiefnemers laat inzien dat groepswoningbouw in al haar geledingen tot kwalitatief, betaalbaar en gedifferentieerd wonen kan leiden. Wonen in Meervoud verdient het om meer dan serieus te worden genomen.