Feature

Vacuüm aan de Maas?

Na de gloriejaren van wederopbouw, stadsvernieuwing en een sprong over de rivier met veelbelovende hoogbouw is Rotterdam verworden tot een ‘projectenstad’, waarin weliswaar interessante projecten tot stand komen, maar zonder veel samenhang of overkoepelende visie. Van de gemeentelijke stedenbouwkundige dienst dS+V moet niet veel worden verwacht, zo bleek tijdens het symposium Stedenbouw: vak of vacuüm.

Cinerama aan de Westblaak toont de The Last Samurai. Cinerama zal verdwijnen om plaats te maken voor nieuwbouw.

Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van KCAP werd op 12 december in het NAi het symposium ‘Stedenbouw: vak of vacuüm?’ georganiseerd. Hoewel KCAP tegenwoordig vooral in steden als Londen, Hamburg, Beijing en Shenyang actief is, richtte de middag zich met name op de situatie in Rotterdam.

Kees Christiaanse startte de middag met een overzicht van 20 jaar werken in Rotterdam, waarin hij zijn eigen inbreng relativeerde tot twee persoonlijke hoogtepunten namelijk de Pop-art frietkraam op het Binnenwegplein en de net opgeleverde Red Apple aan de Wijnhaven. Vervolgens fileerde Christiaanse het Rotterdamse beleid dat zich volgens hem, niet doelbewust, lijkt te richten op een steeds verdere fragmentatie van de stad. Met voorbeelden liet Christiaanse zien dat een top-down gestuurde sprong over de rivier pas na lange tijd effect heeft. In Londen, met een smallere rivier en veel meer brugverbindingen, heeft het vele tientallen jaren geduurd voordat beide stadshelften samen een geheel vormden.
Vervolgens kreeg – ook zeer terecht – het Weena er flink van langs, gevolgd door kritiek op de onduidelijke plannen voor de Lijnbaan. Christiaanse suggereerde om de oriëntatie van de winkels langs dit wederopbouwmonument om te keren om zo een fijnmaziger netwerk te realiseren. Tegelijk zou een grote hoeveelheid perifeer programma, zoals IKEA, naar het centrum gehaald moeten worden. “De stad moet imploderen”, hierdoor ontstaat meer massa en stedelijkheid. De voorgestelde kubus van OMA, en mogelijk nog veel grotere volumes, moeten de nieuwe brandhaarden worden die deze stad leven inblazen. De Waalhaven is volgens Christiaanse dan ook een non-place waar je voorlopig niet moet willen bouwen.

Het is inderdaad hard nodig om het haveloze Rotterdamse stadshart prioriteit te geven. De havenstad heeft domweg te weinig draagvlak om al haar voorzieningen verspreid in alle uithoeken te hebben. Dit is New York niet! Door allerlei culturele instellingen en overheidsdiensten naar Zuid te verplaatsen wordt de binnenstad steeds ijler en saaier. Dat wordt versterkt door dikwijls slecht ontworpen torens met een onherbergzame plint.

Arnold Reijndorp sloot aan met een boeiende lezing over de stad als voorstelling, over het veranderende gebruik van het publieke domein. Reijndorp, die foto’s van ‘zoenende mensen in de stad’ spaart, citeerde Riek Bakker: “Het lezen van de stad is het grootste probleem”. De zittende stedenbouwkundige dienst moet opnieuw het geheugen van de stad worden en burgers helpen om hun stad te leren lezen. Hiervoor zou in Rotterdam minstens eenmaal per jaar een ‘stand van de stad’ debat georganiseerd moeten worden.

Na de lezingen van Kees Christiaanse en Arnold Reijndorp werd een twintigtal Rotterdamse stedenbouwkundigen naar voren gehaald om onder leiding van Michiel Riedijk te debatteren over de gewenste koers. Astrid Sanson (directeur stadsontwikkeling dS+V) reageerde als eerste. Zij stelde dat er wel degelijk geheugen aanwezig is bij de stedenbouwkundige dienst, een aantal van haar collega’s werkt er immers al ruim tien jaar….. Haar collega Mercé de Miguel i Capdevila (hoofd stedenbouw dS+V) onderschreef dit en verbaasde zich zeer over “een gebrek aan trots op de stad”, want “het Justus van Effenblok is toch wereldberoemd…”.

Maar met trots komen we niet veel verder. Willemijn Lofvers liet hierna op verzoek een serie interessante overzichtskaarten zien met onder andere een inventarisatie van eigendomsverhoudingen in het stadshart. De reactie op met name de eigendomskaart was allerminst hoopgevend. Sanson constateerde dat de gemeente Rotterdam slechts infrastructuur in eigendom heeft en als gevolg slechts beperkte invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de stad.
Los van het feit dat de gemeente Rotterdam veel meer dan enkel infrastructuur en dus openbare ruimte in eigendom heeft, lijkt juist deze openbare ruimte van levensbelang. Dit zou een troef moeten zijn van de dS+V!

Dit geeft ook te denken over het binnenkort uit te voeren inrichtingsplan voor de buitenruimte in de binnenstad. Volgens dit plan worden de Coolsingel en de Meent verkeersluw. Parkeren zal voornamelijk plaatsvinden aan de rand van het centrum, bijvoorbeeld onder het Museumpark. Voor de Meent behelst het inrichtingsplan dat behalve auto’s ook enkele schitterende platanen uit het straatbeeld zullen verdwijnen. Door velen wordt de Meent nu als een prettige en typisch Rotterdamse straat ervaren, inclusief auto’s en platanen. Dankzij een slim aan de gevels bevestigd verlichtingssysteem is deze straat lantaarnpaalvrij. Dit en het uitstekende assortiment aan winkels en voorzieningen is tot stand gekomen dankzij de inzet van ondernemers. Door overheidsingrijpen – waarbij de straat opnieuw geprofileerd wordt – dreigt deze stadsstraat evenwel te veranderen in een middelmatige verzameling standaardlantaarns, verkeersborden en prullenbakken.

Stedenbouw in Rotterdam wordt door velen ervaren als een cumulatief van losse architectuurprojecten zonder veel samenhang. Analoog hieraan dreigde deze middag de regie tijdens de discussie enigszins verloren te gaan. Er ontstond een bijna Babylonische spraakverwarring met uitspraken die varieerden van “Rotterdam heeft veel oude gebouwen met potentie” tot een nog gedateerder “stedenbouw moet potenties scheppen”.
Kees Christiaanse sloot de discussie af met een “Fuck the programme” en riep op voor een sterk ‘footprint management’, want hoogbouw in de stad heeft een levendige plint nodig, “a la Jane Jacobs”.

Wie neemt de regie nu het bestuur van deze stad zichzelf op een zijlijn plaatst? Om deze leemte te ondervangen willen de organisatoren van deze middag een nieuw Rotterdams platvorm oprichten. Hopelijk krijgt deze middag in het NAi hiermee snel een doelgericht en inhoudelijk vervolg waarin de discussie tussen vakbroeders in alle openheid gevoerd kan worden met nieuwe hoop op een beter Rotterdam.