In de langgerekte hal van het Amsterdamse stadsarchief vond op maandag 1 februari de S7 Summit plaats. Het was boven alles een merkwaardig evenement. De titel roept associaties op met een politiek topoverleg zoals de G8. Maar de S7 was geen politieke top, noch had het veel relatie met de zeven stadsdelen waar S7 naar verwijst. Het was de presentatie van een onderzoek naar het stedelijke cultuurbeleid dat Ann Demeester, directeur van kunstencentrum de Appel, deed voor de gemeente Amsterdam.
Ann Demeester vergeleek bij de opening haar rol als cultuurintendant met die van een nar. De nar die met zijn provocaties en ironische humor, de enige figuur was die kritiek mocht uiten op de middeleeuwse machthebbers, omdat toch niemand de nar serieus nam. De vergelijking is misschien meer op zijn plaats dan comfortabel is voor Demeester. Het ziet ernaar uit dat zij door de gemeente is ingezet om de tongen van de gevestigde cultuurwereld voor de zoveelste maal in beweging te krijgen, terwijl de politiek ondertussen haar sloganeske aanbevelingen vrolijk weglacht. Maar goed, ik loop vooruit op de conclusie.
We dromen te hard! luidde de provocerende titel van Demeesters onderzoek. Een titel die in de week voorafgaand aan de S7 Summit met veel bombarie op een indrukwekkende hoeveelheid billboards werd aangekondigd. De gemeente loopt te hard van stapel, en het beleid is te onsamenhangend, aldus Demeester. Elke cultuurbaron of barones droomt van zijn eigen culturele onroerend goed project, met als gevolg dat de halve culturele infrastructuur van Amsterdam inmiddels plat ligt wegens verbouwing. De druk van een fragmentarisch woud aan regelgeving maakt het intussen lastig om nieuwe initiatieven te starten. Amsterdam is daarmee niet de metropool die het zegt te zijn, maar een verzameling dorpen, waar elke clan zich ingraaft in het eigen territorium. Meer centralisatie, meer daadkracht, meer realisme, dat was min of meer de kern van haar pleidooi.
Nu is het punt niet dat Ann Demeester onredelijk is in de punten die zij naar voren brengt. Zo was er het pleidooi voor minder regelgeving (Minder regels is meer: Clear the Red Tape!), voor meer aandacht voor programmering (Leve de bouwstop, programmering is primair!), voor vooruitzien op de gevolgen van de antikraakwet (Leven na de antikraakwet: Speel die meters vrij!) en voor meer centralistisch leiderschap (Er is maar één baas in Amsterdam!). Het probleem is meer dat achter de slogans en het opgepimpte, pompeuze karakter van het geheel – de aanbevelingen van de Summit werden natuurlijk gepresenteerd in een obligaat manifesto – nauwelijks inhoud bleek schuil te gaan. Toen wethouder Caroline Gehrels vroeg om verduidelijking van de aanbevelingen, stond de intendante meerdere malen met de mond vol tanden. Daarmee is de essentie van het rapport nog het beste te beschrijven als een cultureel hagelschot: het is niet erg precies, maar je raakt altijd wel iets.
Nu schijnt wetenschappelijk te zijn aangetoond, dat de hoeveelheid klachten die mensen uiten evenredig is aan de mogelijkheden (telefoonlijnen, websites etc) die aangeboden worden om te klagen. Ook op de S7 werd dankbaar van de mogelijkheid gebruik gemaakt, vanuit het publiek daalde er een klachtenregen neer op de sprekers. Droogdesign mag geen designerdisco beginnen in de binnenstad! De Club 11 luitjes in het Trouwgebouw mogen niet doorfeesten tot in de vroege ochtenduren! De geniale bedenker van het broedplaatsenbeleid is uit de ambtenarenstand gekegeld! Meer aandacht voor kunstenaars en hun kunst! Meer maatwerk! Minder bureaucratie! Weg met het bestuurlijke moeras! Meer leiderschap! Het had iets weg van een oppepbijeenkomst voor cultuurondernemers, maar dan zonder Emile Ratelband.
Er was natuurlijk wel Maarten van Rossum, die een even grappige als cynische en vrijblijvende toespraak hield over de algehele lamlendigheid die de culturele wereld in zijn greep houdt. Hij predikte verlossing in de vorm van een cultuurpaus maar leek er zelf niet echt in te geloven (als hij al ergens in gelooft). Ook waren er enkele leidende onroerend goed figuren van de Zuidas, Robert Dijckmeester en Josja van der Veer, die het levenloze lichaam van hun stilgelegde projecten nieuw leven wilden inblazen met culturele mond-op-mondbeademing. Kom naar de Zuidas, was hun onverhulde reclameboodschap, anders blijft het hier zo stilletjes. Maarten van Poelgeest hield een pleidooi voor de bloei van een nieuwe underground cultuur, enigszins in contradictie met het beleid van zijn eigen college om alles wat onofficieel is het zo lastig mogelijk te maken. En stedenbouwman Ton Schaap maakte duidelijk dat IJburg het summum van daadkracht is, alhoewel nooit helemaal duidelijk werd wat dat precies met cultuur te maken had.
Kortom, het was een zeer gevarieerde avond. Het publiek werd continu van het ene been op het andere gezet. En naar ieders tevredenheid werd de Summit afgesloten met een fijne borrel zonder dat iemand nog een kop of staart ontdekken kon. De boel op scherp zetten, noemde iemand het.
Wat nu precies de aanleiding voor dit alles is? Cultuurwethouder Gehrels, die de opdracht voor het onderzoek had gegeven, voert al enige tijd een pleidooi voor meer politieke inmenging in kunst en cultuur. En politiek, zoals we allemaal weten, betekent rapporten en discussie. Deze generale repetitie doet in ieder geval het ergste vrezen. Het is de vraag of je een politicus die een zelfverklaarde nar aanstelt voor een peperduur onderzoek, helemaal serieus kunt nemen.