Recensie

Ontwerponderzoek naar paviljoen van Le Corbusier

In Eindhoven is bij de TU een tentoonstelling te zien, gewijd aan het vooruitstrevende ‘Pavillon des Temps Nouveaux’ dat Le Corbusier samen met Pierre Jeanneret ontwierp voor de ‘Exposition Internationale des Arts et des Techniques Appliques a la Vie Moderne’, ofwel de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs.

The Exhibition opened the first sunny day. Despite the despicable criticisms of all those bastards, it’s marvelous to think that we’ve done this, in the hearth of Paris, and in the midst of a social revolution. It’s very instructive. Everything’s possible! You can create a new city right in the vigorous hearth of an ancient one, without wrecking its life, without halting its life. And you can do it while the biggest, most serious struggle between workers and bosses is starting. In the midst of a revolution. I hope the others do the same. There is amazing worker discipline here. A wisdom.
– Le Corbusier, from a letter to his mother, 25 June 1937

Zo opent de tentoonstelling in Eindhoven die het resultaat is van onderzoek dat Ivan R. Shumkov deed voor zijn PhD. aan de Universitat Polytecnica de Catalunya. De tentoonstelling is een analytische weergave van het ontstaan, de ideeën, het ontwerpproces, het constructieproces en het daadwerkelijk gebouwde Pavillon des Temps Nouveaux. Het paviljoen was een absoluut manifest voor ‘het modernisme’ en een eerste en belangrijke publieke presentatie van Le Corbusiers ideeën en de principes van de CIAM met betrekking tot de stedenbouw en het wonen.

Het ingetogen, niet-permanente, tentachtige uiterlijk van het paviljoen stond in groot contrast met de dominante nationale paviljoens van bijvoorbeeld (Nazi)Duitsland en de Sovjet-Unie die onderdeel uitmaakte van de Wereldtentoonstelling. In de grimmige sfeer waarin Europa verkeerde, bleken niet vernieuwing in technologie en kunst, maar nationalisme en politieke propaganda inspiratie voor de architectuur. Het thema ‘peace and progress’ was niet geheel uit de verf gekomen. Hoewel politiek beladen had het Pavillon des Temps Nouveaux weinig op met die machtstrijd. Het was bedoeld als een ‘opvoedmachine’ die de bezoeker moest informeren en transformeren door haar bloot te stellen aan de nieuwe utopische ideeën over stedenbouw en architectuur.

Shumkov onderzoekt en presenteert het paviljoen expliciet als een sleutelproject in het werk van Le Corbusier. Het uiterlijk, de canvas tent, brengt de bezoeker van de tentoonstelling wellicht, zoals ook in 1937, aan het twijfelen over het belang van dit gebouw. Maar het blijkt inderdaad een keerpunt in de interpretatie van licht, geluid en ruimte. Het kortstondige karakter en de ideeën van tijdelijkheid en mobiliteit maken het project van speciaal belang voor het werk van Le Corbusier. Het vormt de basis van verschillende naoorlogse projecten zoals Chapelle Notre-Dame-du-Haut en het Philips Paviljoen (waarvan een onderdeel voor Bouwkunde gebouw Vertigo staat). Hiermee maakt Shumkov niet alleen een tot op heden nog weinig bestudeerd deel van Le Corbusiers werk inzichtelijk. Hij herontdekt ook het gehele oeuvre van Le Corbusier, middels het onderzoek naar deze ‘monade’. Met honderden publicaties over persoon en werk lijkt de grootmeester soms een uitgekauwd onderwerp, deze tentoonstelling bewijst het tegendeel.

Het onderwerp is interessant, over de interpretatie valt uiteraard te twisten, en helaas moeten we het doen zonder maquettes van het paviljoen, dat zou een prettige aanvulling zijn geweest. Wat daarentegen een extra dimensie geeft aan de tentoonstelling is de onderzoeksmethode die Shumkov hanteert. Door in te zoomen op een specifiek project, door zowel het ontwerpproces als de totstandkoming nauwkeurig te reconstrueren en de vormentaal te ontleden ontstaat als het ware een biografie van het ontwerp, en daarmee van de ontwerper(s). In een matrix van beelden plaats Shumkov bijvoorbeeld alle ontwerpstappen in hun sequentie. De afbeeldingen zijn teruggebracht tot schematische tekeningen die op een neutrale grafische manier overzicht bieden.

Door het in kaart brengen en leesbaar maken van het ontwerpproces in relatie tot geschreven bronnen, vormt het geheel een geloofwaardige ‘data-analyse’ die de denkwereld van de ontwerper in kaart brengt. Hiermee kan ontwerponderzoek zich onderscheiden van architectuurhistorisch onderzoek. De tentoonstelling biedt op die manier een ander perspectief op ontwerponderzoek en misschien ook wel op het eigen ontwerpproces.