Sinds dit jaar kent Nederland een nieuwe prijs voor afstudeerwerk: StedenbouwNU!, speciaal bedoeld voor studenten stedenbouw en landschapsarchitectuur. Initiatiefnemer Rogier van den Berg sprak bij de uitreiking van de prijs, op 10 februari in het NAi, van een comeback voor de stedenbouw. De winnaar kreeg een opdracht ter waarde van 20.000,-.
In het verleden was het vak stedenbouw stevig verankerd in de Nederlandse bouwcultuur. Die centrale positie is het heden ten dagen echter kwijt. En dat terwijl de toekomst schreeuwt om visie. Actuele stedelijke en landschappelijke vraagstukken zoals krimp, vergrijzing en transformatie zijn er genoeg, maar stedenbouwkundigen worden steeds minder geraadpleegd voor oplossingen. Volgens sommigen verkeert het vak daarom in diepe crisis en is het toe aan een nieuw elan. Reden om het beste afstudeerwerk van getalenteerde jonge stedenbouwkundigen te belonen met een nieuwe prijs: StedenbouwNU!
Maar liefst een jaar spendeerde Rogier van den Berg aan het voorbereiden van de prijs die stedenbouw extra voor het voetlicht moet brengen. Hij besloot om ook projecten van landschapsarchitecten mee te nemen en een club van 50 vakgenoten samen te stellen die, aan de hand van online filmpjes van de projecten, een eerste schifting zouden maken. Uit die selectie koos een jury, bestaande uit Cees van Boven, Sylvia Karres, Ton Schaap, Rients Dijkstra en Henk Ovink, de uiteindelijke winnaar.
Voorafgaand aan de uitreiking van de prijs werd er een debat gevoerd over het vak. Stedenbouw speelt een belangrijke rol in het overheidsprogramma Mooi Nederland. Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol stelde dat stedenbouwers oplossingen moeten vinden voor actuele themas – met verbeelding als bindend element. Daarbij werken stedenbouwkundigen momenteel veelal vanuit een marktgericht perspectief. Er werken momenteel meer stedenbouwkundigen bij projectontwikkelaars dan bij overheden. ‘De tijd dat we projectontwikkelaars als verwoesters zagen, moeten we achter ons laten’, meent Van der Pol daarom. Stedenbouwkundigen moeten volgens haar heel goed weten waar hun vak over gaat. Het oplossen van diepgewortelde culturele problematiek rekent ze niet tot het takenpakket van de stedenbouwkundige. Er is, door de toekomstige binnenstedelijke opgave, vooral behoefte aan een sterk historisch besef.
Jurylid Ton Schaap, zittend in het publiek, stelde dat er twee dingen belangrijk zijn. Allereerst moet een concept de flexibiliteit van het proces kunnen ondervangen en vervolgens moet de ruimte waar je uiteindelijk doorheen fietst kloppen. Han Meyer gaf toe dat het tweede, ambachtelijke, aspect op de TU Delft onderbelicht is. Het vakmanschap wordt daarentegen wel nadrukkelijk op de HBO opleidingen onderwezen.
Waar de gevestigde orde zich aan tafel en vanuit de zaal beperkte tot algemeenheden, gaven de afstudeerders concrete antwoorden over het vak in relatie tot hun projecten. Zo had Levi Lanser het juist over het loslaten van het stedenbouwkundig auteurschap. De stedenbouwkundige moet zich volgens Lanser vooral richten op het ontwerpen van instrumenten en strategieën. Maarten Hanekamp merkte op dat de schaal van zijn afstudeerwerk, een parallelle infrastructuur voor Almere, in schril contrast staat met zijn dagelijkse werk als stedenbouwkundige. In zijn beroepspraktijk tekent Hanekamp vooral kleinschalige plankaarten en straatprofielen. Zijn afstudeerproject vormde dus een aangename stap uit die realiteit.
Ook het kijken naar het bestaande en van daaruit plannen ontwikkelen is populair. Zo ontdekte Jaap Brouwer dat enkele aanpassingen in het reguliere waterwegennetwerk een fijnmazig secundair netwerk kan opleveren en raakte Anne Seghers gefascineerd door de gaten in het stedelijk weefsel van Antwerpen. Seghers keek hoe je die stedelijke leegte zou kunnen programmeren.
De avond had, met al die coryfeeën in de zaal, een debat tussen de oude en de nieuwe generatie moeten opleveren, met als centrale vraag: ‘welke weg moeten de verse stedenbouwkundigen inslaan om weer een rol van betekenis te kunnen spelen in stedelijke ontwikkeling?. Maar dat werd het niet, eerder een keurig vraag-en-antwoordspel.
Tot slot werd onthuld wie de drie finale kanshebbers voor de prijs waren. Ellen de Boer – de enige echte stedenbouwkundige, de andere twee zijn landschapsarchitect – ontwikkelde een manier om met lokale partijen lege kavels in The City, het financiële hart van Londen, te ontwikkelen. De Boer formuleerde de kansen die de huidige economische crisis biedt voor zo’n bottom up stadsontwikkeling, waarbij een strategische inbreiding van het gebied voor een verbinding tussen zakendistrict en woongebied zorgt. Finalist Jan Maas vroeg zich af hoe je een succesvolle openbare ruimte op een cruciale plek in de Zuid-As maakt. Hij ontwierp een nieuw ondergronds Station Amsterdam Zuid met daarboven een stadspark. Minke Mulder en Claire Oude Aarninkhof onderzochten de mogelijkheden voor landbouw binnen de stadsgrenzen.
Landschapsarchitect Jan Maas won uiteindelijk de eerste StedenbouwNU!-prijs. Zijn plan werd door de jury als ei van Columbus voor de Amsterdamse Zuidas bestempeld. Uitgerekend een sleutelgebied waarin op stedenbouwkundig gebied al zoveel geïnvesteerd is, maar dat met vele problemen kampt. In het ontwerp komen stedenbouw en landschapsontwerp samen. De jury verklaart in hun rapport dat Maas hen een spiegel had voorgehouden.
Maas kreeg van Henk Ovink zes keuzes voorgeschoteld voor het project waaraan hij in opdracht van het Ministerie van VROM zal gaan meewerken. Maas kan onder andere kiezen tussen de verdubbeling van het Oosterpark Amsterdam, het meeontwerpen aan een Regiopark in de Hoeksche Waard en het inpassen van een Slowfood landschap nabij Maastricht. Navraag leert dat Maas nu in gesprek is met de projectleiders van alle projecten om een juiste keuze te kunnen maken. Het blijkt dat er bij de projecten al meerdere andere ontwerpers betrokken zijn. Dat lijkt een addertje onder het gras, want meewerken aan een project is niet hetzelfde als een eigen project uitvoeren. Toch is het uitzonderlijk dat een prijswinnaar meteen na het in ontvangst nemen van de bloemen een reële opdracht voorgeschoteld krijgt. Kom daar bij andere prijzen en prijsvragen maar eens om. Aan Van den Berg de missie om de prijs te continueren, een echte opdracht de jaarlijkse inzet te laten zijn, en volgend jaar meer in te zetten op een scherp debat over het vak.